Parameters
Configuratiemodus voor
•
Ingebouwde PI-regelaar: met terugkoppeling
•
Externe PI-regelaar: zonder terugkoppeling
LET OP
3
3
Voer een aanpassing voor situaties zonder flow uit voordat u de parameters voor de PI-regelaar instelt.
Tabel 3.11 Detectie geen flow
Detectie geen flow is gebaseerd op een meting van toerental en vermogen. De frequentieregelaar berekent het vermogen
bij geen flow voor een bepaald toerental.
Deze samenhang is gebaseerd op de aanpassing van 2 sets van toerental en een bijbehorend vermogen bij geen flow.
Bewaking van het vermogen maakt het mogelijk om situaties zonder flow te detecteren in systemen met een fluctuerende
zuigdruk of wanneer de pomp een vlakke karakteristiek heeft bij lagere toerentallen.
De 2 datasets moeten worden gebaseerd op vermogensmetingen bij circa 50% en 85% van het maximale toerental met
gesloten kleppen. De gegevens worden geprogrammeerd in parametergroep 22-3* No-Flow Power Tuning (Verm.aanp. geen
flow).
Gebruik parameter 22-23 Functie geen flow en parametergroep 22-3* No-Flow Power Tuning (Verm.aanp. geen flow) om Detectie
geen flow in te schakelen en in bedrijf te stellen.
22-23 Functie geen flow
Option:
[0]
Uit
*
[1]
Slaapstand
[2]
Waarschuwing
[3]
Alarm
22-24 Vertr. geen flow
Range:
10 s
[1-600 s] Bepaal na hoeveel tijd de in
*
98
FC
P
Functie:
Functie:
parameter 22-23 Functie geen flow ingestelde
actie moet worden uitgevoerd nadat er een
situatie zonder flow is gedetecteerd.
Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden.
®
VLT
HVAC Basic Drive FC 101
Opvoerhoogte
1
2
3.15.3 22-3* No-flow Power Tuning
Tuningproces:
1.
2.
3.
(Verm.aanp geen flow)
Sluit de hoofdklep om de flow te stoppen.
Draai met ingeschakelde motor totdat het
systeem de normale bedrijfstemperatuur heeft
bereikt.
Druk op de [Hand On]-toets op het LCP en stel
het toerental in op circa 85% van het nominale
toerental. Noteer het exacte toerental.
Flow
MG18B510