Afb. 3
Opbouw van
het toestel
WPF 13 M
17
16
15
14
13
1
Brine-uittrede
2
Brine-intrede
3
Verwarmingsaanvoerleiding
4
Verwarmingsretourleiding
5
Aansluiting voor veiligheidsklep
(in de extra verpakking)
Afb. 3
2.6 Montage
1.6.1 Transport
Om te voorkomen dat het toestel beschadigd
raakt, dient het verticaal in de verpakking
getransporteerd te worden. Opslag en
transport bij temperaturen beneden -20 °C
en boven +50 °C zijn niet toegestaan.
1.6.2 Opstelling
1. Het toestel van de pallet nemen en
plaatsen.
2. De acht schroeven aan het voetstuk van
het toestel uitdraaien (Abb. 10) en de
behuizing op de bodem laten zakken.
Condities op de plaats van opstelling
controleren. De ruimte waarin de WPF
geïnstalleerd dient te worden, moet aan de
volgende voorwaarden voldoen:
Vorstvrij.
!
!
Belastbare vloer (gewicht van de WPF-M
ca. 150 kg).
!
Horizontale, vlakke en solide ondergrond,
omdat de voetstukken van de
warmtepomp niet verstelbaar zijn.
!
Bij een zwevende estrikvloer dienen voor
een geluidsarme werking van de
warmtepomp de estrikvloer en de
contactgeluidsisolatie rondom de
opstellingsplaats van de warmtepomp
uitgespaard te worden (afb. 12).
6
1
2
3 4
5
6
7
8
9
10
11
12
6
Condensor
7
Verdamper
8
Temperatuurvoeler (retour)
9
Kijkglas
10
Hogedrukbegrenzing
11
Filterdroger
!
In de ruimte mag geen sprake zijn van
explosiegevaar door stof, gassen of
dampen.
!
Het grondoppervlak van de
opstellingsruimte moet tenminste 3 m
bedragen, waarbij het volume van 6 m
niet minder mag worden.
!Als de WPF samen met andere
verwarmingstoestellen in een stookruimte
wordt opgesteld, dient gegarandeerd te
worden, dat de werking van de andere
verwarmingstoestellen niet nadelig wordt
beïnvloed.
1.6.3 Installatie van de warmte-
broninstallatie voor WPF met
warmtebron water
2.6.3.1 Toegestane waterkwaliteiten
Voordat de warmtepomp geïnstalleerd resp.
in bedrijf gesteld wordt, moet gegarandeerd
pH-waarde
chloride
vrije chloride
nitraten
sulfaten
vrije koolzuren
ijzer en mangaan
zuurstof
elektr. geleidingsvermogen
Opbouw van
het toestel
WPF 18 M
17
16
15
14
13
12
13
14
15
16
17
zijn dat de wateringrediënten voldoen aan
volgende waarden.
* Deze waarde geldt onder de voorwaarde
dat er op het tracé van de aanzuigbron via
2
de warmtepompinstallatie naar de
3
retourbron geen zuurstof binnenkomt
door eventuele lekkages in het
buissysteem naar het bronwater. Zuurstof
heeft uitvlokking van ijzer tot gevolg.
Daardoor bestaat gevaar van verokering
van de retourbron en van de verdamper.
Daarom moeten de zuig- en retourleiding
tijdens het bedrijf van de warmtepomp
altijd diep genoeg onder de
bronwaterspiegel worden aangebracht
(bronbouwer raadplegen).
** In de regel wordt bij broninstallaties aan
deze voorwaarde voldaan. Bij open water
(meren, rivieren, etc.) dient het water te
worden gecontroleerd.
6 - 9
De pH-waarde en met name de zuurstof
< 300 mg/l
dient altijd ter plekke te worden gemeten.
< 0,5 mg/l
1.6.3.2 Circulatiepomp
< 100 mg/l
De circulatiepomp van de
< 70 mg/l
warmtebroninstallatie dient afhankelijk van de
< 20 mg/l
installatiespecifieke omstandigheden te
<
3 mg/l *
worden uitgevoerd, d.w.z. er moet rekening
worden gehouden met de nominale
<
2 mg/l **
volumestroom en de drukverliezen (zie
> 50 µS/cm
technische gegevens).
1
2
3 4
Vul- en aftapkraan (verwarming)
Vul- en aftapkraan (brine)
Expansieklep
Compressor
Lagedrukbeveiligingsschakelaar
Vorstbeveiliging
5
6
7
8
9
10
11
12