1.8 Module
Bei Modulbauweise müssen die einzelnen
Wärmepumpen über die Klemme Bus 1,2,3
verbunden werden. Achten Sie darauf, dass
sowohl am WPM als auch an der Wärme-
pumpe High, Low und Ground richtig
angeschlossen werden (siehe Abb. 14).
1.9 Eerste inbedrijfname
De eerste inbedrijfname van het toestel en
de instruering van de operator mogen
alleen door een erkende installateur
plaatsvinden.
De WPF-M dient volgens deze gebruiks- en
montageaanwijzing in bedrijf te worden
gesteld.
Voor de inbedrijfname kan men onze
servicedienst om kostenloze ondersteuning
vragen.
Vóór de inbedrijfname dienen de volgende
punten gecontroleerd te worden:
Verwarmingsinstallatie
!
Is de verwarmingsinstallatie op de juiste
druk gevuld en de snelontluchter
geopend?
!
Temperatuurvoelers
Zijn de buitenvoeler en de retourvoeler
(in combinatie met bufferreservoir) op de
juiste manier aangesloten en geplaatst?
!
Netaansluiting WPF 13 M
Is de netaansluiting vakkundig gerealiseerd?
Het draaiveld op de aansluiting WP (net)
is juist, wanneer bij het aanbrengen van de
spanning op de aansluiting WP (net) de
rode diode van het fasecontrolerelais
brandt.
Brandt de rode diode van het
fasecontrolerelais niet, dan start de
warmtepomp niet op.
Daarna het systeem tot de maximale
bedrijfstemperatuur verwarmen en
nogmaals ontluchten.
14
1.10 Bediening en werking
De in de WPF ingebouwde
warmtepompmanager WPM regelt de
complete verwarmingsinstallatie. Op de
WPM worden alle vereiste instellingen vóór
en tijdens het bedrijf doorgevoerd.
Alle instellingen in de inbedrijfnamelijst van
de warmtepompmanager WPM dienen te
worden uitgevoerd door de installateur.
Normaliter hoeft de installatie in de
zomer niet te worden uitgeschakeld,
omdat de WPM is voorzien van een
automatische zomer-/winteromschakeling.
Als de installatie buiten bedrijf wordt
gesteld, dient de WPM op stand-by te
worden gezet. Zo blijven de
beveiligingsfuncties van de installatie
gehandhaafd (b.v. vorstbeveiliging).
Bij vorstgevaar in de opstellingsruimte van de
warmtepomp moet de installatie waterzijdig
worden afgetapt.
Het water in de condensor kan net als het
water in de verdamper (bij het gebruik van
de WPF-M als water/water-warmtepomp)
afgetapt worden m.b.v. de vul- en
aftapkranen, die na het verwijderen van de
voorkap toegankelijk zijn.
1.11 Onderhoud en reiniging
1.11.1 Onderhoud
De warmtepomp werkt volautomatisch en
heeft geen speciaal onderhoud nodig. Indien
energiemeters zijn ingebouwd, moeten de
zich daarin bevindende filters, die gemakkelijk
verstopt raken, regelmatig worden gereinigd.
1.11.2 Reiniging
1.11.2.1 Verdamper
Wanneer met het bronwater meegevoerde
zwaardere deeltjes zich afzetten in de
verdamper, waardoor deze dichtslibt, kan de
verdamper via de aansluitingen
(warmtebroninlaat en warmtebronuitlaat)
worden schoongespoeld.
1.11.2.2 Condensor
Bij storingen in de werking van de
warmtepomp (b.v. activering van de HD-
beveiliging) ten gevolge van afzettingen van
corrosieproducten (roestmodder) in de
condensor, dient de storingsdienst te worden
geraadpleegd; deze kan de afzettingen
chemisch verwijderen met behulp van
geschikte oplosmiddelen.