1.12 Maatregelen bij storingen
Controle van de instellingen op de IWS
Haken-
schakelaars
Afb. 16
De schakelkast met de „Interne Warmtepomp Sturing" (IWS) is na
verwijdering van de voorkap toegankelijk. In het hiernavolgende
worden de voor de WPF-M vereiste instellingen opgesomd:
Draaischakelaar
Met de draaischakelaar kunnen de verschillende compressorsystemen
voorgeselecteerd worden. In de fabriek werd overeenkomstig het
warmtepomptype voor de WPF-M de instelling 1 gekozen.
1
Een-compressor
Indien de WPF-M bivalent met een andere tweede warmtebron oder
als Modul mit einer weiteren WPF-M in bedrijf moet zijn, dan moet
de draaischakelaar op stand
9
Een-compressor met 2e WB
geschakeld worden. Controleer s.v.p. of de draaischakelaar correct is
ingesteld.
Haken-schakelaars
Bij de WPF-M moeten beide gesloten zijn.
Schuifschakelaars
De schuifschakelaars S1 en S2 hebben voor de WPF geen functie.
Stand schuifschakelaar S3
Schakelaar ON: SERVICE
De desbetreffende compressoren (afhankelijk van de instelling van de
draaischakelaar) worden ingeschakeld met tussenpozen van enkele
seconden.
Stand schuifschakelaar S4
Schakelaar ON: STAND-ALONE-functie
Sollte der Wärmepumpen-Manager WPM defekt sein, so kann im
Notfall die Wärmepumpe im STAND-ALONE-Betrieb gefahren wer-
den. Es besteht in dieser Betriebsart keine Kommunikation zum WPM.
Geregelt wird auf einen festen Sollwert: die Wärmepumpe schaltet bei
50 °C ein und bei 55 °C aus. Dazu muss an die Klemme X2/2 230 V
gelegt und an die Klemmen Fühler X4/4u.5 ein Temperaturfühler TF 6
(Bestell-Nr. siehe Sonderzubehör Seite 2) als Rücklauffühler geklemmt
werden. Der Fühler muss in das Tauchrohr am Rücklauf des Heiz-
kreises gesteckt werden (siehe Abb. 3). Die Betriebsart wird durch die
rechte grüne LED angezeigt.
schuifschakelaars
Bei Wasser-Wasser-Betieb muss die Brücke zwischen X2/
1u.2 entfernt werden.
Bei Sole/Wasser-Betrieb muss die Brücke zwischen X2/1u.2 ent-
fernt und an X2/2u.3 angeschlossen werden.
Lichtdioden
Rode LED: knipperen of statisch:
Als een warmtepompstoring één keer optreedt, knippert de LED.
De installatie wordt tijdelijk uitgeschakeld.
Indien binnen 5 bedrijfsuren meer dan 5 warmtepompstoringen
optreden, wordt de rode LED statisch. De installatie wordt blijvend
uitgeschakeld.
In beide gevallen wordt de storing geregistreerd in de storingslijst
(parameter 73) van de WPM. Nadat de storing is opgeheven, kan de
warmtepomp na 10 minuten weer in bedrijf worden gesteld; de LED
gaat uit.
Voor het opheffen van storingen op de IWS moet parameter 78
worden geselecteerd en moet de IWS worden gereset door de PRG-
toets in te drukken. De interne teller wordt dan teruggezet op nul.
Warmtepompstoringen die worden weergegeven door de LED:
Hogedrukstoring, lagedrukstoring, verzamelstoring en hardwarefout op
de IWS (zie parameter 73).
Groene LED midden: knippert tijdens initialisering en wordt
statisch na succesvolle toewijzing van het busadres. Alleen dan bestaat
communicatie met de WPM. Voor WPF-M alleen bij wisseling van de
regeling van belang, omdat anders de initialisering in de fabriek
plaatsvindt.
Groene LED rechts: brandt continu bij geactiveerde STAND-
ALONE -functie.
lichtdioden
draaischakelaar
15