HOOFDSTUK 4 - MACHINEBEDIENING
RIJ NIET MET OPGERICHTE MAST BEHALVE MET DE
TRANSPORTFUNCTIE EN BEHALVE OP EEN VLAKKE, STABIELE
EN GELIJKE ONDERGROND.
OM DE CONTROLE OVER HET STUUR NIET TE VERLIEZEN OF
OM NIET TE KANTELEN, MAG U DE MACHINE NIET OP
HELLINGEN RIJDEN DIE DE IN HOOFDSTUK 8.2 VAN DEZE
HANDLEIDING OPGEGEVEN SPECIFICATIES OVERSCHRIJDEN.
WEES UITERST VOORZICHTIG BIJ HET ACHTERUIT RIJDEN ALS
HET PLATFORM IS OPGERICHT.
ZOEK VOORDAT U IN DE MACHINE RIJDT NAAR DE ZWART/
WITTE PIJLEN OP HET CHASSIS EN OP DE
PLATFORMBEDIENING. DRUK DE JOYSTICK IN DE RICHTING
VAN DE PIJLEN.
Als de machine in transportmodus is, zijn er twee
factoren die het rijden kunnen beperken: hellingsgraad
en zijhelling Zoals afgebeeld op hellingsgraad is het
hellingspercentage dat de machine kan beklimmen.
zijhelling is de hoek van de helling waarlangs de
machine kan rijden. Raadpleeg hoofdstuk 8 voor
toelaatbare waarden voor hellingsgraad en zijhelling.
Als de mast (of de giek voor de Toucan 800 gebouwd
voor 2010) is opgericht mag de machine niet worden
gebruikt op terrein met een grotere hellingsgraad en
zijhelling dan die worden vermeld in hoofdstuk 8. De
kantelsensor geeft een alarmsignaal af en het
kantelcontrolelampje brandt om de operator te
w a a r s c h u w e n d a t d e m a c h i n e d e m a x i m u m
hellingswaarde heeft overschreden. De rijbewegingen
van de machine worden dan onderbroken en het
uitzwenken en oprichten van giek en mast worden
automatisch in langzame snelheid uitgevoerd.
4-2
– Hoogmerker JLG –
31210048