9 - WATERLEIDING AANSLUITINGEN
Zie de met de unit meegeleverde maatschetsen voor afmetingen
en plaats van alle waterintrede- en uittrede aansluitingen. De
waterleidingen mogen geen radiale of axiale torsie op de
warmtewisselaars uitoefenen of trillingen overbrengen op het
leidingwerk of het gebouw.
De kwaliteit van het toevoerwater moet worden geanalyseerd.
Zo nodig kan het water worden voorbehandeld of kunnen
filters, regelapparatuur, afsluiter en aftapventielen worden
ingebouwd.
Controleer vóór de inbedrijfstelling dat de warmtewisselaar
geschikt is voor de materialen en de coating van het watercircuit.
Controleer, bij toevoeging van additieven of andere vloeistof-
fen anders dan die door Carrier worden aanbevolen, dat de
vloeistoffen niet als gassen worden beschouwd, en dat ze
behoren tot klasse 2, zoals gedefinieerd in richtlijn 97/23/EC.
Carrier s.a. aanbevelingen voor warmtewisselaar
vloeistoffen:
4+
1.
Geen NH
ionen in het water, deze zijn namelijk zeer
schadelijk voor koper. Dit is een van de bepalende
factoren voor de levensduur van koperen leidingen. Zelfs
door enkele tienden ppm wordt het koper in de loop der
tijd ernstig gecorrodeerd.
2.
Cl
-
ionen zijn schadelijk voor koper met het risico van
perforaties als gevolg van corrosie. Houd dit zo mogelijk
lager dan 300 ppm.
2-
3.
SO
ionen kunnen perforerende corrosie veroorzaken bij
4
een gehalte van meer dan 300 ppm.
4.
Geen fluoride ionen (<0.1 ppm).
2+
5.
Er mogen geen Fe
en Fe
gehaltes opgeloste zuurstof aanwezig zijn. Opgelost ijzer
< 5 ppm met opgeloste zuurstof < 5 ppm.
6.
Opgeloste silicone: silicone is een zuurelement van water
en kan ook tot corrosie leiden. Gehalte < 15 ppm.
7.
Water hardheid: >2.8 °DH. Waarden tussen 10 en 25
worden aanbevolen. Dit vergemakkelijkt kalkafzetting die
de corrosie van koper kan beperken. Te hoge DH waarden
kunnen in de loop der tijd tot verstopping van de
leidingen leiden. Een totale alkaliteit (TAC) beneden 350
ppm gewenst.
8.
Opgeloste zuurstof: plotselinge wijzigingen in het water
zuurstofgehalte moeten worden vermeden. Het is net zo
schadelijk om zuurstof aan het water te onttrekken door
het te mengen met inert gas als teveel zuurstof toe te voeren
door het te mengen met pure zuurstof. Het verstoren van
de zuurstoftoevoer condities leidt tot destabilisatie van
koper hydroxiden en vergroting van deeltjes.
9.
Specifieke weerstand – elektrische geleidbaarheid: hoe
hoger de specifieke weerstand, hoe langzamer de
corrosievorming. Een neutrale omgeving is bevorderlijk
voor de maximum specifieke weerstandwaarden. Voor
elektrische geleidbaarheid worden waarden tussen 200 en
3.000 mS/cm aanbevolen.
10. pH: ideale pH neutraal bij 20-25°C = pH 7-8
3+
ionen met aanzienlijke
ATTENTIE: Vullen, bijvullen of aftappen van het watercircuit
mag alleen worden uitgevoed door gekwalificeerd personeel
met behulp van gereedschap en stoffen die geschikt zijn voor
het product. Vulapparatuur wordt niet meegeleverd.
Bijvullen en aftappen van warmtewisselaar vloeistof moet
gebeuren met behulp van door de installateur in het water-
circuit aan te brengen voorzieningen. Vul nooit warmte-
wisselaar vloeistof bij rechtstreeks in de warmtewisselaars.
9.1 - Voorzorgsmaatregelen en aanbevelingen
Bij het ontwerp van het watercircuit moet er rekening mee
worden gehouden dat er zo min mogelijk bochten en horizontale
leidingen op verschillende niveaus voorkomen. Hieronder zijn
de belangrijkste punten genoemd:
•
Houd rekening met de waterintrede- en wateruittrede
aansluitingen van de unit.
•
Monteer handbediende of automatische ontluchtings-
afsluiters op alle hoge punten in het watercircuit.
•
Pas een expansievat of expansieventiel/ontlastklep toe om
de druk in het systeem te handhaven.
In units met hydro module zijn het expansievat en de
ontlastklep ingebouwd.
•
Monteer aftapafsluiters op alle lage punten, zodat het hele
systeem kan worden afgetapt.
•
Monteer afsluiters in de intrede en uittrede waterleidingen
nabij de koeler.
•
Gebruik flexibele verbindingen om overbrenging van
trillingen op het leidingwerk te voorkomen.
•
Voer een lektest uit en isoleer dan alle leidingen om
warmteverlies en condensaatvorming te voorkomen.
•
Als de unit is opgesteld op een plaats waar de water-
leidingen kunnen bevriezen, plaats dan een elektrische
lintverwarming op het aan te leggen leidingwerk naar de
unit.
•
Als de externe waterleidingen zich bevinden op een plaats
waar temperaturen kunnen voorkomen beneden 0°C, dan
moeten deze leidingen worden geïsoleerd en moet een
elektrische verwarming worden gemonteerd. De water-
leidingen in de machine zijn beveiligd tot -20°C.
OPMERKING: Voor units zonder hydro module moet een
gaasfilter zo dicht mogelijk bij de warmtewisselaar worden
gemonteerd, op een plaats die goed toegankelijk is voor
verwijderen en reinigen.
De maasgrootte van dit filter moet 1,2 mm zijn.
Na de eerste inbedrijfstelling kan de platenwarmtewisselaar
snel vervuilen omdat hij de filterfunctie deels overneemt.
Hierdoor kan de goede werking van de unit nadelig worden
beïnvloed (verlaagd waterdebiet door verhoogd drukverlies).
Controleer alvorens het systeem in gebruik te nemen dat de
watercircuits zijn aangesloten op de juiste warmte-wisselaars
(d.w.z. dat koeler en warmteterugwin-condensor niet zijn
verwisseld).
Breng geen statische of dynamische druk van betekenis in het
circuit van de warmtewisselaar (met betrekking tot de ontwerp
systeemdrukken).
17