WallPerfect W 665
Op het spuitpistool kunnen afhankelijk van toepassing en object drie verschillende
spuitstraalvormen worden ingesteld.
Spuitstraalvorm
Afb. 6 A = verticale vlakke straal
Afb. 6 B = horizontale vlakke straal
Afb. 6 C = ronde straal
Instelling van de gewenste spuitstraalvorm (Afb. 7)
Draai de wartel (1) iets los en draai de luchtkap (2) in de gewenste spuitvormstand (pijl).
Draai vervolgens de wartel weer vast.
WAARSCHUWING! Gevaar voor letsel! Haal nooit de trekker over
Instelling van de materiaalhoeveelheid (Afb. 8)
Bepaal de materiaalhoeveelhid door de stelschroef op de trekker van het pistool te
verdraaien.
-
naar links draaien
+
naar rechts draaien
i
Bij de meeste muurverven geeft een gemiddelde hoeveelheidsinstelling
het beste resultaat.
Spuittechniek
•
Dek oppervlakken die niet moeten worden gespoten af.
•
Een spuitproef op karton of iets dergelijks is aan te bevelen om de juiste instelling
voor het spuitpistool te bepalen.
Belangrijk: Op de rand van het spuitvlak beginnen. Eerst met de spuitbeweging
beginnen en dan de handbeugel indrukken. Onderbrekingen binnen
het spuitvlak vermijden.
•
De spuitbeweging moet niet met de pols worden uitgevoerd, maar met de arm. Zo
blijft tijdens het spuiten de afstand tussen het spuitpistool en het oppervlak altijd
gelijk. Kies een afstand van 20 - 30 cm (Pistoollengte is ca. 25 cm), afhankelijk van de
gewenste straalbreedte.
Afb. 9 a: GOED gelijkmatige afstand tot het object.
Afb. 9 b: FOUT ongelijke afstand heeft een ongelijke verfaanbrenging als resultaat.
•
Beweeg het spuitpistool gelijkmatig heen en weer of op en neer, afhankelijk van de
instelling van de spuitstraalvorm.
•
Gelijkmatige bewegingen met het spuitpistool geven een uniforme
oppervlaktekwaliteit.
voor het horizontaal opbrengen van verf
voor het verticaal opbrengen van verf
voor hoeken en randen en voor moeilijk
bereikbare oppervlakken
tijdens het afstellen van de luchtkap.
minder materiaal
meer materiaal
NL
43