94 | DR 10s | Geavanceerde werking
De DR-detector registreren voor een NX-werkstation via
automatische registratie
1. Start het NX-werkstation.
2. Zet de detector aan.
Tijdens het opstarten knippert het statuslampje oranje. Na het opstarten
wordt het statuslampje groen om aan te geven dat de detector van stroom
wordt voorzien.
3. Houd de IR-gegevenspoort van de detector dicht bij de eenheid voor IR-
gegevenscommunicatie die is verbonden met het NX-werkstation.
Er wordt een dialoogvenster op het NX-werkstation weergegeven waarin
wordt aangegeven dat de netwerkinstellingen van de DR-detector worden
bijgewerkt.
Daarna wordt nog een dialoogvenster weergegeven waarin wordt
aangegeven dat het delen van de DR-detector is gelukt. Het kan tot 30
seconden duren voordat het dialoogvenster verschijnt.
De DR-detector start opnieuw op.
4. Verwijder de detector uit de eenheid voor IR-gegevenscommunicatie en
klik op OK.
De DR-detector is geconfigureerd om verbinding te maken met het
geselecteerde NX-werkstation. Het verbindingsstatuspictogram van de DR-
detector wordt weergegeven in de schakelaar voor DR-detectors.
Bijbehorende links
De DR-detector stoppen
De DR-detector starten
0351A NL 20220310 0942
Opmerking: Bedek de IR-gegevenspoort van de DR-detector niet
met uw handen. Anders kunnen de eigenschappen van de
draadloze communicatie, zoals de doorvoer en de operabele
afstand, mogelijk afnemen.
Opmerking: Andere detectors in de directe nabijheid kunnen
de communicatie met het NX-werkstation verstoren. Zorg
dat deze buiten het bereik staan van de eenheid voor IR-
gegevenscommunicatie.
op bladzijde 82
op bladzijde 70