Rockford platenkoppeling
ALGEMEEN
De hoofdbestanddelen van de Rockford koppeling
worden gevormd door het koppelingshuis, dat aan het
motorvliegwielhuis is bevestigd en het koppelings-
mechanisme, dat op de aandrijfas is aangebracht. Een
meenemerring, welke van een inwendige vertanding is
voorzien, is met bouten op het vliegwiel bevestigd.
Twee frictieplaten (bij lichtere uitvoeringen één frictie-
plaat) grijpen met hun op de buitenomtrek aange-
brachte vertanding in de vertanding van de meenemer-
ring en draaien dus constant met de krukas mee. In
gekoppelde toestand zijn de frictieplaten ingeklemd
tussen drukplaten, welke met hun binnenvertanding
over de langsgroeven van de aandrijfas zijn gescho-
ven.
De bedieningshefboom werkt op een dwars door het
koppelingshuis lopende as, die de ontkoppelingsvork
bedient. Deze vork is door middel van twee spieën en
twee klembouten op de as vastgezet en grijpt rondom
de tappen van het koppelingsdruklager.
Op het lagerhuis en op het koppelingshuis bevinden
zich twee smeernippels. De ene nippel verzorgt de
smering van de conische lagers, terwijl de andere door
middel van een flexibele leiding is verbonden met het
koppelingsdruklager.
Voorts is in de achterzijde van de aandrijfas nog een
smeernippel aangebracht, welke via een smeerkanaal
in de as in verbinding staat met het steunlager in het
vliegwiel. Voor het geval deze smeernippel echter als
gevolg van de opstelling van de aandrijvingsorganen
NL-08-70
Recovered by ms Roboot - www.roboot.nl
moeilijk bereikbaar zou zijn, is de aandrijfas bovendien
halverwege voorzien van een radiaal geboord gat,
waarin dan een smeernippel kan worden geschroefd.
Het gat dat niet voor een smeernippel wordt gebruikt,
moet uiteraard worden afgeplugd.
Het koppelingsmechanisme - en in het bijzonder de
stelring van de drukplaten - is bereikbaar, als het in-
spectiedeksel van het koppelingshuis wordt weg-
genomen.
AFSTELLING
Naarmate de frictieplaten slijten, moeten de druk-
vingers worden bijgesteld, hetgeen geschiedt door de
stelring verder op het koppelingslichaam te schroeven.
De afstelling van de koppeling moet regelmatig worden
gecontroleerd teneinde te voorkomen dat slip optreedt.
De termijnen, waarop deze controle moet worden uit-
gevoerd zijn afhankelijk van de bedrijfsomstandighe-
den. Koppelingen welke niet goed staan afgesteld,
kunnen ernstig worden beschadigd. Voor het afstellen
van de koppeling moet eerst het inspectiedeksel
worden verwijderd en vervolgens de stelring met be-
hulp van een tornijzer worden gedraaid, totdat het
borgmechanisme bereikbaar is. Vervolgens moet met
behulp van een haakse schroevedraaier de blokkeer-
pen uit het koppelingslichaam worden gelicht, waarna
de stelring verder op het koppelingslichaam kan
worden geschroefd totdat de koppeling "pakt" zonder
dat hiervoor een bijzonder grote kracht op de bedie-
ningshefboom behoeft te worden uitgeoefend. (Een
kracht van 25 à 30 kg mag hierbij als normaal worden
beschouwd.) Nadat de koppeling is afgesteld, moet de
stelring weer worden geborgd en het inspectiedeksel
weer worden aangebracht. Als eindcontrole moet
worden nagegaan of bij uitgeschakelde koppeling de
aandrijfas gemakkelijk met de hand kan worden
rondgedraaid, zonder op enig punt zwaar te draaien.
SMERINGSVOORSCHRIFTEN
De koppeling dient te worden gesmeerd met een tegen
water en hoge bedrijfstemperaturen bestendig vet op
lithium-basis (druppelpunt tenminste 180 °C). Bij het
smeren van de koppeling dient er op te worden gelet,
dat voldoende vet wordt toegevoegd om oververhitting
en vastlopen der lagers te voorkomen. Anderzijds
brengt een te grote hoeveelheid vet het gevaar van
een vette, slippende koppeling met zich mee. Het huis
waarin zich de conische lagers bevinden, mag ten
hoogste voor slechts 2/3 gedeelte met vet zijn gevuld.
Het is echter niet mogelijk dit te controleren, zodat het
aanbeveling verdient om de lagers vaak doch spaar-
zaam te smeren. Slechts een zeer geringe mate van
lekkage mag zich voordoen bij draaiende koppeling.
77
Transmissie