Configuratie/Inschakelen/Modus
De installatie-aanvraag voor elke zone kan worden uitgevoerd door een omgevingsthermostaat, die ingeschakeld moet worden in het
menu
Configuratie/Inschakelen/Activeert omg.thermos.
Bij gebruik van een extern apparaat om de aanvragen te controleren, is een wijziging noodzakelijk van de parameter
Configuratie/Inschakelen/Activeert afst.bediening
Als er een ontvochtiger aanwezig is, is een wijziging noodzakelijk van de parameter
Configuratie/Inschakelen/Schakelt ontvochtigers in
Het kan gebeuren dat de ontvochtiger problemen heeft met het ontvangen van een te hoge aanvoertemperatuur. Om deze reden kan de
inschakeling van de ontvochtiger worden voorkomen, totdat het toevoerwater daalt onder het niveau
Configuratie/Inschakelen/Max temp. ontvochtiger
Daarnaast, wanneer het berekende setpoint voor de ontvochtiging te hoog is om een aanvraag uit te voeren, wordt een alarm gesigna-
leerd en wordt de ontvochtiger geblokkeerd. Deze waarde kan gewijzigd worden door middel van de parameter:
Configuratie/Inschakelen/Set alarm ontvochtigers
Bij gebruik van een hygrostaat om de aanvragen voor ontvochtiging te controleren, is een wijziging noodzakelijk van de parameter
Configuratie/Inschakelen/Activ. vochtigheidsstatus
Bij een vloerinstallatie moet de vorming van condens in de vloer voorkomen worden door het gebruik van de berekening van het dauw-
punt in te schakelen:
Configuratie/Inschakelen/Schakelt dauwpunt in
Het is mogelijk de controle van de aanvoertemperatuur in te schakelen via de warmteregeling met externe sonde, door het wijzigen van
de parameter
Configuratie/Inschakelen/Modulatie externe sonde
Om de efficiëntie van het systeem in bepaalde types installaties te verbeteren, is het mogelijk de controle van de aanvoertemperatuur in te
schakelen door middel van modulatie met omgevingssonde, door het wijzigen van de parameter
Configuratie/Inschakelen/Modul. omgevingssonde
De aanvoertemp installatie gaat omlaag (omhoog in geval van koeling) wanneer de omgevingstemp. in de buurt van het setpoint omge-
ving komt. Het is mogelijk de modulatie met omgevingssonde in te schakelen alleen wanneer er een extern zone-apparaat aanwezig is.
95