IV. OPSPOREN EN VERHELPEN VAN STORINGEN
Geef storingsmeldingen weer via gebruik van de bedieningsplaat (zie "III. 5. [d]
FOUTENLOGBOEK WEERGEVEN"). Controleer op mogelijke oorzaak en verhelp de
storing.
1. GEEN IJSPRODUCTIE
PROBLEEM
[1] De ijsmachine
start niet.
[2] Het water stopt
niet en de
ijsmachine start
niet.
MOGELIJKE OORZAAK
a) Stroomvoorziening
b) Zekering
c) Houder van
transformator
d) Bedieningsschake-
laar
e) Transformator
f) Waterinlaatklep
g) Watertoevoerkraan
h) Aansluiting in
besturingskast
i) Naderingsschake-
laar (mondstuk)
j) Overbelastingsbe-
veiliging
k) Modelnummer
a) Waterregelrelais
(besturingsprint-
plaat)
b) Vlotterschakelaar
c) Spoelwaterklep
d) Slangen
1. OFF-stand.
2. Losse aansluitingen.
3. Slechte contacten.
4. Doorgebrande
zekering.
5. Voltage te laag.
1. Doorgebrand.
Geen indicatie op
bedieningsplaat.
1. Niet aangesloten.
1. OFF-stand.
2. Slechte contacten.
1. Spoelwikkeling
onderbroken.
1. Spoelwikkeling
onderbroken.
1. Gesloten.
2. Geen water.
1. Niet aangesloten.
2. Niet aangesloten op
aansluiting of houder.
1. Geactiveerd.
1. Geactiveerd.
1. Onjuist
1. Contacten kleven.
2. Spoelwikkeling
onderbroken.
1. Slechte contacten.
2. Vlotter beweegt niet
vrij.
1. De klepzitting is
verstopt en er lekt
water.
1. Niet aangesloten.
130
130
OPLOSSING
1. In stand "ON" zetten.
2. Vastdraaien.
3. Controleren op continuïteit
en vervangen.
4. Vervangen.
5. Zorg dragen voor aanbevolen
voltage.
1. Zoek de bron van de
kortsluiting (bijvoorbeeld
waterinlaatklep,
spoelwaterklep) en vervang
deze.
1. Aansluiten.
1. In stand "ON" zetten.
2. Controleren op continuïteit
en vervangen.
1. Vervangen.
1. Vervangen.
1. Open.
2. Wachten tot water is
toegevoerd.
1. Aansluiten.
2. Opnieuw aansluiten.
1. Zie 1 - [3] - a).
1. Terugzetten.
1. Juiste nummer instellen. Zie
"III. 5. [b] MODELNUMMER
INSTELLEN".
1. Besturingsprintplaat
vervangen.
2. Besturingsprintplaat
vervangen.
1. Controleren op continuïteit
en vervangen.
2. Schoonmaken of vervangen.
1. Schoonmaken of vervangen.
1. Aansluiten.