Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Aansluiting Van De Module Standmelder En/Of Standregelaar; Controlestappen Aan Het Eind Van De Inbouw; Ingebruikname - Crane Revo R Series Bedienings- En Installatiehandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

NL
6.3
Aansluiting van de module
standmelder en/of standregelaar
(indien voorhanden)
Een dergelijke module kan in plaats van de opti-
sche standindicator op de voorziene koppeling aan
de bovenkant van de aandrijving gemonteerd zijn
(worden). Hij dient voor de signalering van de stand
van de armatuur aan de besturing op de plaats van
installatie en signaleert de eindstanden „OPEN" en
„DICHT" en/of tussenstanden (bij armaturen voor het
smoren/regelen).
De elektrische en pneumatische aansluiting gebeurt
conform de documentatie voor standmelders en/of
standregelaars.
6.4
Controlestappen aan het eind
van de inbouw
Aan het eind van de inbouw van een eenheid arma-
tuur/aandrijving wordt absoluut aanbevolen om de
volgende controlestappen te doorlopen aan elke
armatuur:
Is de stuurdruk „ter plaatse" toereikend?
Direct aan de magneetklep moet minstens de
stuurdruk beschikbaar zijn, die maatgevend is voor
het ontwerp van de aandrijving.
Is de magneetklep juist aangesloten?
Bij beschikbare stuurdruk, maar uitval van het bestu-
ringssignaal (ter controle: stekker eruit
trekken) moet de armatuur in de volgende stand
bewegen:
dubbelwerkende aandrijving:
De armatuur sluit of opent, zie paragraaf 2, Doelma-
tig gebruik, aanwijzing 1.
aandrijving, veersluitend:
De armatuur moet in de veiligheidsstand „DICHT"
bewegen.
aandrijving, veeropenend:
De armatuur moet in de veiligheidsstand „OPEN"
bewegen.
Als dit niet klopt, dan moet de besturing en/of de
magneetklep gecontroleerd worden.
Activeringsfunctie en indicatie controleren:
Bij beschikbare stuurdruk moet de armatuur met de
stuurbevelen „DICHT" en „OPEN" in de betreffende
eindstanden bewegen. De optische indicatie aan de
aandrijving moet dit juist aantonen. Als dit niet klopt,
12
Revo Pneumatische zwenkaandrijving, serie R
dan moet de aansturing van de aandrijving gecontro-
leerd worden.
Verbinding aandrijving/armatuur juist aange-
draaid?
Bij de functiecontrole mogen er geen relatieve
bewegingen tussen armatuur, montagebrug (indien
voorhanden) en pneumatische aandrijving optreden.
Indien nodig de verbindingsschroeven aandraaien.
Elektrische standmelding controleren (indien
module voorhanden):
De elektrische signalen voor de indicatie „OPEN" en
„DICHT" moeten worden vergeleken met de optische
indicatie van de armatuur. Signaal en indicatie moe-
ten overeenstemmen.
Als dit niet klopt, dan moet de besturing en/of de
standmelder gecontroleerd worden.
Als een armatuur ondanks juiste aansluiting aan de
besturing niet zoals hierboven beschreven foutloos
geactiveerd kan worden, dan moet de aandrijving en/
of de armatuur vervangen worden.
7.

Ingebruikname

Pas als alle controlestappen volgens de vorige
paragraaf 6.4 zonder problemen zijn doorlopen, kan
de aandrijving door de besturing van de installatie in
gebruik worden genomen. In de handleidingen van de
armaturen is beschreven of en eventueel welke extra
stappen voor de ingebruikname noodzakelijk zijn.
Het ontwerp van de aandrijving in het continu bedrijf
kan worden afgeleid uit paragraaf 6, tabel 1.
Opgelet bij het bedrijf met zeer korte
sluittijden: de slijtage in de armatuur
zou onevenredig hoog kunnen zijn.
Door de inbouw van smoorkleppen in
Vorsicht!
de toevoerleiding of de uitblaasleiding
voor het stuurmedium kan de slagti-
jd tot een normale waarde verlengd
worden.
De slagfrequentie moet in elk geval zo
begrensd worden, dat de in het continu
bedrijf aan de aandrijvingbehuizing
Vorsicht!
gemeten temperatuur 80° C niet over-
schrijdt.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave