INSTALLATIE
Installatie
10.6 Behuizing demonteren
De demontage van de behuizing vindt in omgekeerde volgorde
plaats.
10.7 Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting moet bij het bevoegde elektriciteitsbe-
drijf worden aangemeld.
Aansluitwerkzaamheden mogen uitsluitend door een erkend vak-
man conform deze aanwijzing worden uitgevoerd!
Levensgevaar door elektrische schokken!
Het apparaat moet voor het uitvoeren van werkzaam-
heden aan de schakelkast van de spanning worden los-
gekoppeld.
Houdt u zich aan de NEN 1010 en aan de voorschriften van het
plaatselijke elektriciteitsbedrijf (EVU).
De WP moet via een extra voorziening met een minimale afstand
van 3 mm over alle polen van het net kunnen worden gescheiden.
Hiervoor kunnen veiligheidsschakelaars, LS-schakelaars, zekerin-
gen enz. worden gebruikt die bij het installeren moeten worden
aangebracht.
De aansluitklemmen bevinden zich boven de schakelkast. Om het
toestel op het elektrische net te kunnen aansluiten, moet de af-
dekking (zie afb. K) worden gedemonteerd.
In de schakelkast worden aangesloten:
- de spanningsvoorziening van de warmtepompen besturing
IWS
- de spanningsvoorziening van de compressor
- de stroomvoorziening van de brinepomp
de BUS-leiding (J-Y (St) 2x2x0,8)Er dient op te worden gelet
dat High, Low en Ground correct aangesloten worden.
- het vrijgavesignaal voor de Stand-alone-stand op aansluit-
klem X4/2. Hierbij moet de brug tussen X4/L en X4/2 worden
verwijderd.
De IWS (afkorting voor geïntegreerde warmtepompen besturing)
is een sokkel die standaard in de schakelkast van de warmte-
pompen ingebouwd is. De IWS schakelt de vermogensschakelaars
voor de compressor en de aanloopstroombegrenzing, neemt de
signaalingangen voor hogedruk-, lagedruk- en verzamelstoring
op en bevat de BUS-interface naar de WPM.
Voor het aansluiten moeten kabels worden gebruikt die aan de
voorschriften voldoen. Hiervoor dienen in de tabel „Technische ge-
gevens" de elektrische gegevens en het elektrisch aansluitschema
in acht te worden genomen.
De functie van de trekontlasting dient te worden gecontroleerd.
Bedieningshandleiding van de warmtepompmanager WPM in acht
nemen.
De circulatiepomp voor de warmtegebruikzijde dient overeen-
komstig het elektrische aansluitschema resp. de voorschriften te
worden aangesloten.
Bij buitenplaatsing alleen weerbestendige aansluitkabels conform
NEN 1010 gebruiken. Er zijn ten minste rubberen slangen met de
code 60245 IEC 57 vereist. De kabels dienen in een installatiebuis
(beschermbuis) te worden gelegd.
14
| WPF 20/27/35/40/52/66
Om te voorkomen dat de warmtepomp bij buitenplaatsing of bij
plaatsing in een niet-vorstvrije ruimte bevriest, moet bij de ver-
warmingsretour van de warmtepomp een aanlegvoeler AVF 6
worden geïnstalleerd. De aanlegvoeler wordt op het elektrisch
net aangesloten via de aansluitklemmen X2/4 en X2/5.
Wanneer de verwarmingsretour temperatuur daalt tot + 8 °C,
worden de pompen van het verwarmingscircuit ingeschakeld. De
terugschakelhysterese bedraagt 4K.
Montage van de voeler:
f Buis goed reinigen.
f
f Warmtegeleidende pasta aanbrengen A.
f
f Voeler met spanband bevestigen.
f
Stand-alone-stand
In geval van nood kan de warmtepomp ook zonder de warmte-
pompmanager worden gebruikt (zie maatregelen bij storingen).
Alle aansluitkabels alsmede voelerleidingen moeten door de
hiervoor bestemde doorvoeropeningen in de achterwand wor-
den geleid.
10.8 Modules
Bij modulaire constructie moeten de afzonderlijke warmtepom-
pen via de klem bus 1,2,3 worden verbonden. Let erop dat zowel
op WPM als aan de warmtepomp High, Low en Ground correct
worden aangesloten.
www.stiebel-eltron.com