I
NSTELLINGEN
N
.
I
O
NGANGSSIGNAAL
0
Geen functie
1
Change-over ingangssignaal heating/
cooling
2
Vrijgave toestel door
aanlegthermostaat
3
Toestel altijd aan
4
Ventilatie toestel aan of één stand
hoger
5
Ventilatietoestel uit
6
Toestel altijd aan
7
Toestel altijd aan
10
Zomerstand (CC H)
11
Externe aan- en uitschakeling
38
Tabel 3-2 Functies van de ingang
B
ESCHRIJVING
Door een signaal op de ingang schakelt het toestel over
van verwarmingsstand naar koelstand.
De ventilator wordt pas ingeschakeld als het toestel warm
water aangeleverd krijgt. Dit voorkomt dat er koude lucht
uitgeblazen wordt.
Het toestel blijft doordraaien, minimaal in ventilatorstand
1, ook als het bedieningspaneel in de nachtstand/stand-by
wordt gezet.
Het ventilatietoestel wordt ingeschakeld of het wordt, als
het toestel al aan was, één stand hoger gezet.
Het ventilatietoestel wordt uitgeschakeld.
Het toestel blijft doordraaien, minimaal in ventilatorstand
2, ook als het bedieningspaneel in de nachtstand/stand-by
wordt gezet.
Het toestel blijft doordraaien, minimaal in ventilatorstand
3, ook als het bedieningspaneel in de nachtstand/stand-by
wordt gezet.
Door een contact te maken op de ingang wordt de tem-
peratuurregeling van het toestel uitgeschakeld. De
-
-toetsen hebben geen functie meer, bij het drukken
__
hierop verschijnt
in het display.
De ventilatorstand kan nog wel geregeld worden. Dit kan
gebruikt worden om in de zomer verkoeling door extra
circulatie te krijgen. In het display verschijnt
Het toestel wordt aan- en uitgeschakeld door het maken
en verbreken van een contact op de ingang.
3.3.2 Bijzonderheden over de uitgangen
Met de functies 91, 92 en 93 kunt u kiezen welke functies de
uitgangen op het toestel moeten hebben. In tabel 3-3 zijn de
mogelijkheden voor de ingang weergegeven.
De functies van de uitgangen zijn afzonderlijk instelbaar.
Meerdere toestellen met één bedieningspaneel
De uitgangssignalen zijn steeds gelijk bij alle op het bedienings-
paneel aangesloten toestellen.
C
C
OMFORT
IRCLE
+
en
x.