5. Bedrijfscondities
Data
Maximaal debiet
Maximaal 45 m
Maximale werkdruk
Vloeistoftemperatuur
+5 tot +50 °C
Omgevingstemperatuur
+5 tot +60 °C
Maximale zuighoogte: 10,33 m minus NPSH van de pomp minus
andere zuigverliezen minus een veiligheidsmarge van 0,5 m
Vermogen
Maximaal 3,2 kW
Inschakelmethode
1 x 220-240 V
Voedingspanning
3 x 220-240/380-415 V
Frequentie
Spanningstolerantie
Relatieve
luchtvochtigheid
Beschermingsklasse
1)
Van toepassing op CH 2 en CH 4 pompen.
2)
Van toepassing op CH 8 en CH 12 pompen.
6. Installatie
Waarschuwing
Het installeren dient volgens de lokaal geldende
voorschriften en regels van goed vakmanschap
plaats te vinden.
Controleer voorafgaand aan het installeren het volgende:
•
dat de drukverhogingsinstallatie overeenkomt met hetgeen
besteld is.
•
dat er geen zichtbare onderdelen beschadigd zijn.
6.1 Mechanische installatie
6.1.1 Lokatie
Om een goede koeling van de motor en de elektronica te
waarborgen, dient het volgende te worden nageleefd:
•
Installeer de Hydro Multi-S op zodanige wijze dat voldoende
koeling wordt gewaarborgd.
•
Koelvinnen van de motor, gaten in de ventilatorkap en
ventilatorschoepen dienen schoongehouden te worden.
De Hydro Multi-S is niet geschikt voor
N.B.
buitenopstelling en dient beschermd te worden
tegen bevriezing en direct zonlicht.
De drukverhogingsinstallatie dient zodanig geïnstalleerd te
worden dat er voldoende ruimte is voor inspectie en onderhoud.
6.1.2 Leidingwerk
De leidingen die op de drukverhogingsinstallatie worden
aangesloten moeten de juiste afmetingen hebben.
Sluit de leidingen aan op de hoofdleidingen van de
drukverhogingsinstallatie. Beide uiteinden kunnen worden
gebruikt.
Gebruik afdichtingsmateriaal bij het ongebruikte eind van de
hoofdleiding en breng de schroefdoppen aan.
Om te zorgen voor een optimaal bedrijf en minimale trillingen en
geluidsoverlast, kan het noodzakelijk zijn om trillingsdempers te
monteren.
Geluidsoverlast en trillingen worden veroorzaakt door de rotaties in
motor en pomp en door de flow in het leidingwerk en de fittingen.
Als een drukverhogingsinstallatie wordt geïnstalleerd in een
flatgebouw of als de eerste afnemer dichtbij de
drukverhogingsinstallatie zit, is het aan te raden om
leidingcompensatoren aan te brengen op de zuig- en
persleidingen om te voorkomen dat trillingen via de leidingen
worden doorgegeven.
Pomptype
CM, CMV
CR
Maximaal
3
/uur
3
69 m
/uur
10 bar
10/16 bar
+5 tot +50 °C
+5 tot +40 °C
+5 tot +60 °C
Maximaal
5,5 kW
Direct-on-line
1 x 220 V
3 x 400 V
50 Hz
+ 10 %/- 10 %
Max. 95 %
IP54
1)
2)
Afb. 3 Voorbeeld van een installatie met
leidingcompensatoren en leidingbeugels
(door Grundos standaard in het grijs geleverd)
Pos.
Beschrijving
1
Leidingbeugel
2
Leidingcompensator
Het membraanvat, de leidingcompensatoren,
leidingbeugels en stelvoeten worden niet
N.B.
standaard geleverd bij de
drukverhogingsinstallatie.
Voor het opstarten moeten alle bouten opnieuw worden
vastgedraaid.
De leidingen moeten worden bevestigd aan delen van het
gebouw om te verzekeren dat ze niet kunnen bewegen of buigen.
Als de pomp met voordruk werkt, is het verplicht om een
terugslagklep met het juiste formaat te installeren.
Als de drukverhogingsinstallatie wordt geïnstalleerd op een
fundatieplaat met trillingsdempers, moeten er altijd
leidingcompensatoren worden aangebracht op de hoofdleidingen.
Dit is belangrijk om te voorkomen dat de
drukverhogingsinstallatie in de leidingen gaat "hangen".
6.1.3 Ondergrond
De drukverhogingsinstallatie moet op een vlakke en stevige
ondergrond worden geplaatst. Als de drukverhogingsinstallatie
niet is uitgerust met stelvoeten, moet deze worden
vastgeschroefd op de vloer.
Hydro Multi-S systemen met CM pompen moeten
N.B.
altijd (met bouten) aan de vloer vastgemaakt
worden.
6.1.4 Expansiekoppelingen
Het doel van leidingcompensatoren is:
•
Om het uitzetten/inkrimpen van de leidingen veroorzaakt door
temperatuurschommelingen van het medium op te vangen.
•
Om mechanische invloeden door drukpieken in het
leidingwerk te verminderen.
•
Ter isolatie van de door de constructie veroorzaakte geluiden
in het leidingwerk (geldt alleen voor rubberen balg
leidingcompensatoren).
Leidingcompensatoren mogen niet worden
geïnstalleerd ter compensatie van
N.B.
onnauwkeurigheden in het leidingwerk,
zoals ingangen die niet geheel in het midden zijn
gepositioneerd.
Plaats leidingcompensatoren op een afstand van minimaal 1 tot
1½ maal de nominale ingangsdiameter van de zuig- en pers
hoofdleidingen. Dit voorkomt de ontwikkeling van turbulentie in
de leidingcompensatoren, wat resulteert in betere
zuigomstandigheden en een minimaal drukverlies aan de
perszijde.
Het leidingwerk dient verankerd te zijn zodat het geen druk
uitoefent op de leidingcompensatoren en de pomp.
Volg de instructies van de producent en geef deze door aan
adviseurs of installateurs.
1
1
2
113