U kunt de netwerkinstellingen ook opgeven via de
netwerkbeheerprogramma's.
•
Embedded Web Service: Een in de netwerkafdrukserver
geïntegreerde webserver om:
- netwerkparameters voor het apparaat te configureren, zodat u
een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen;
- apparaatinstellingen aan te passen.
•
SetIP: Hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt
selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor
gebruik met het TCP/IP-protocol. Zie "Werken met het SetIP-
programma" op pagina 18.
Werken met het SetIP-programma
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in te
stellen met het MAC-adres dat het hardwareserienummer van de
netwerkprinterkaart of interface is. Het wordt met name door
netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van meerdere
netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
•
U kunt het SetIP-programma alleen maar gebruiken als uw
apparaat is aangesloten op een netwerk.
•
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP.
Het programma starten
1. Druk het netwerkinformatierapport van het apparaat af. Dit bevat het
MAC-adres van uw apparaat. Zie "Rapporten afdrukken" op
pagina 48.
2. In het menu Start van Windows selecteert u Alle programma's →
Dell → Dell-printers → Dell 1235cn Color Laser MFP → SetIP.
3. Klik op
in het venster SetIP om het TCP/IP-configuratievenster te
openen.
4. Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart in en klik vervolgens op
Toepassen.
Laat bij het invoeren van het MAC-adres de dubbelepunt (:)
weg.
5. Klik op OK. De printer drukt de netwerkinformatie af. Controleer of
alle instellingen juist zijn.
6. Klik op Afsluiten.
De software installeren
U moet de apparaatsoftware voor afdrukken installeren. De software
bestaat uit stuurprogramma's, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke
programma's.De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP. Zie de
sectie Software als u het besturingssysteem Macintosh gebruikt.
•
De volgende procedure is van belang wanneer u het apparaat wilt
gebruiken als netwerkapparaat. Als u een apparaat wilt verbinden
door middel van een USB-kabel, raadpleegt u het hoofdstuk
Software.
•
De procedure die u moet volgen en het pop-upvenster dat
verschijnt tijdens de installatie, kunnen verschillen afhankelijk van
het besturingssysteem, de printerfunctie of de interface die wordt
gebruikt.
1. Sluit de netwerkkabel aan op uw apparaat.
2. Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid
(zie "Het netwerk installeren" op pagina 17). Sluit alle toepassingen op
uw computer af voordat u met de installatie begint.
18 _Aan de slag
3. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
weergegeven.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start → Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van het cd-
romstation en klik op OK.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op Start → Alle programma's →
Bureau-accessoires → Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe.
Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista, klikt
u op Uitvoeren Setup.exe in het veld Programma installeren of
uitvoeren. Vervolgens klikt u op Doorgaan in het venster
Gebruikersaccountbeheer.
4. Klik op Volgende.
•
Het bovenstaande venster kan er enigszins anders uitzien als u het
stuurprogramma opnieuw installeert.
5. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik
vervolgens op Volgende.