Inhoudsopgave
Advertenties
Bescherming
F Alle afschermingen en beveiligingen (koppeling, draaiende delen, uitzonderlijk hoge temperatuur)
zijn aanwezig en operationeel.
F In het geval dat de bedrijfstemperatuur van de pomp 60°C of meer kan bereiken, controleer dat
er voldoende afschermingen tegen toevallige aanraking aanwezig zijn.
3.19.5 Opstart
Wanneer de pomp in dienst moet worden genomen, moet de volgende checklijst en procedure in
acht genomen worden:
F De pomp is gevuld met vloeistof.
F De pomp is voldoende voorverwarmd.
F Het spermedium is aanwezig. Kan het vrij stromen?
(Opgelet: in het geval van een GD-opstelling, staat de dichting onder druk?)
F De aanzuig- en uitlaatkranen zijn volledig open.
F Start de pomp heel even en controleer de draaizin van de motor.
F Start de pomp en controleer het aanzuigen van de vloeistof (aanzuigdruk).
F Het toerental van de pomp werd gecontroleerd.
F Uitlaatleiding en afdichtingen zijn gecontroleerd op lekken.
F De goede werking van de pomp werd geverifieerd.
F Wanneer de pakkingbus te veel lekt (PO en PQ versies), regel dan de druk van de bus
(aanspannen).
Bij het gebruik van de PR-versie (omgekeerde pakking) voor chocolade-toepassingen moet
de pakking beetje bij beetje aangespannen worden tijdens de (eerste) opstart om zo een
minimum aan lek te verkrijgen, net genoeg om de pakkingringen te smeren. Buitensporig
lekkende chocolade kan oververhitten in de pakking, met caramellisatie als gevolg, wat op zijn
beurt resulteert in bijkomende slijtage. Controleer of de externe vettoevoer in dienst is om de
aslagerbus te smeren bij de opstart.
3.19.6 Stilstand
Wanneer de pomp uit dienst moet worden genomen, moet de volgende procedure in acht genomen
worden:
F Zet de motor af.
F Sluit alle leidingen van de hulpvoorzieningen (verwarmings-/koelcircuit, circuit voor het spoel-/
spermedium).
F Wanneer het stollen van de vloeistof moet vermeden worden, reinig dan de pomp terwijl het
product nog steeds vloeibaar is.
Zie eveneens paragraaf 3.21 Instructies voor onderhoud
Opmerking! Wanneer de vloeistof terugstroomt van de persleiding naar de pomp, kan de pomp in
omgekeerde richting draaien. Dit kan vermeden worden door de uitlaatkraan te sluiten gedurende
de laatste omwentelingen.
3.19.7 Abnormale werking
Opmerking! Wanneer een abnormale werking wordt vastgesteld of wanneer er problemen
optreden, moet de pomp onmiddellijk uit dienst genomen worden. Informeer alle verantwoordelijken.
F Vooraleer de pomp opnieuw te starten, moet de oorzaak van het probleem worden opgespoord
en moet het euvel worden verholpen.
52
A.0500.352 – IM-TGH/07.03 NL (11/2016)
Advertenties
Inhoudsopgave
