3.18.6 Zuig- en persleidingen
3.18.6.1 Krachten en momenten
Opmerking! Overdreven krachten en momenten op de aansluitflenzen veroorzaakt door de
leidingen, kunnen mechanische schade veroorzaken aan de pomp of pompgroep.
Leidingen moeten daarom in lijn aangesloten worden, wat de krachten op de aansluitingen van
de pomp beperkt. Ondersteun de leidingen en zorg ervoor dat ze spanningsvrij blijven tijdens de
werking van de pomp.
M
y
M
F
z
z
Zie de tabel voor de maximaal toelaatbare krachten (F
met de pomp op een stevige fundering (b.v. gemetselde voetplaat of stevig raam).
Bij het verpompen van hete vloeistoffen moet men opletten voor de krachten en momenten die
ontstaan door thermische uitzetting. In dit geval moeten expansiekoppelingen geïnstalleerd worden.
Controleer na het aansluiten of de as vrij kan draaien.
3.18.6.2 Leidingen
•
Gebruik leidingen met dezelfde diameter als de aansluitpoorten van de pomp en met de kortst
mogelijke lengte.
•
De leidingdiameter moet berekend worden afhankelijk van de vloeistofparameters en de
installatieparameters. Indien noodzakelijk kan men grotere diameters gebruiken om het
drukverlies te beperken.
•
Bij het verpompen van viskeuze vloeistoffen kunnen de drukverliezen in de zuig- en pers leidingen
aanzienlijk oplopen. Andere leidingcomponenten zoals kranen, bochten, zeven, filters en
voetkleppen veroorzaken eveneens drukverliezen.
•
Diameters, leidinglengte en andere componenten moeten zodanig worden gekozen dat de pomp
zal werken zonder mechanische schade te veroorzaken aan de pomp/pompgroep. Hierbij moet
men rekening houden met de minimaal vereiste inlaatdruk, de maximaal toelaatbare werkdruk en
het geïnstalleerde motorvermogen en koppel.
•
Controleer na het aansluiten de dichtheid van de leidingen.
Aanzuigleiding
•
De vloeistoffen moeten de pomp bij voorkeur binnenkomen van op een hoger gelegen niveau
dan de pomp. In het geval dat de vloeistof moet gezogen worden vanaf een niveau dat lager is
dan de pomp, moet de zacht hellende leiding naar de pomp stijgen zonder enige luchtzak.
•
Wanneer de diameter te klein, de aanzuigleiding te lang, of de zeef te klein of verstopt is, zullen
de leidingsverliezen zodanig stijgen dat de NPSHa (beschikbare NPSH) kleiner wordt dan de
NPSHr (vereiste NPSH).
Cavitatie zal ontstaan, met lawaai en trillingen als gevolg. Mechanische schade aan de pomp/
pompgroep is niet uitgesloten.
•
Wanneer een aanzuigzeef of filter geïnstalleerd is, moeten de leidingsverliezen in de
aanzuigleiding constant gecontroleerd worden. Eveneens moet men controleren of de inlaatdruk
aan de aanzuigflens van de pomp nog steeds voldoende hoog is.
•
Wanneer de pomp in twee richtingen werkt, moeten de drukverliezen voor beide richtingen
berekend worden.
A.0500.352 – IM-TGH/07.03 NL (11/2016)
F
y
M
x
F
x
TG H
F
(N)
M
pomp grootte
x, y, z
2-32
4100
3-32
4100
6-40
4400
15-50
5200
23-65
5800
58-80
7100
86-100
8200
185-125
11800
360-150
21200
) en momenten (M
) op de aansluitflenzen
x, y, z
x, y, z
(Nm)
x, y, z
650
650
770
1350
1600
2750
3500
7500
14300
39