Handelwijze
De machineas moet bij het optillen horizontaal zijn, de flens moet parallel met de tegenfles
uitgericht zijn, zodat klemmen en vastzetten worden vermeden. Anders kan dit de centrering
schaden.
1. Vet de centreerflens met montagepasta in om de procedure te vergemakkelijken.
2. Schroef de twee stabouten aan de tegenoverliggende kanten in de flenswinding van de
werkmachine. De stabouten dienen als positioneerhulp.
3. Plaats de machine langzaam over de werkmachine in de centrering, zodat deze nog net geen
contact maakt. Bij te snel neerzetten kan de centrering worden beschadigd.
4. Draai de machine indien nodig in de juiste positie, zodat de flensboringen in het midden
boven de schroefdraadboringen liggen.
5. Zet de machine volledig op de tegenflens neer, zodat deze volledig rust en verwijder de
stabouten.
6. Fixeer de machine met de flensbevestigingsbouten.
5.5.3
Rotorvergrendeling verwijderen
Als een rotorkleminrichting op de machine aanwezig is, verwijder deze dan zo laat mogelijk;
bijvoorbeeld pas voor het ophijsen van het aangedreven element of het aandrijfelement.
Opslag rotorkleminrichting
Bewaar de rotorkleminrichting. Deze moet bij een eventuele demontage en volgend
transport van de machine weer worden gemonteerd.
5.5.4
Aanbevolen precisie bij het uitlijnen
De benodigde maatnauwkeurigheid bij het uitlijnen is in belangrijke mate afhankelijk van de
configuratie van de totale machinestreng. Neem bij het uitlijnen van de machine de vereiste
maatnauwkeurigheid van de koppelingsfabrikant in acht.
Tabel 5-2
1LE1, 1FP1/3, 1PC1/3 Ashoogte 63 ... 315
Bedieningshandleiding, 07/2024, A5E45254877A
Aanbevolen nauwkeurigheid bij het uitlijnen
Toerental
min
-1
0 ... 900
900 ... 1800
1800 ... 3600
Parallelverschuiving
mm
0,09
0,06
0,03
5.5 Machine monteren
Hoekverschuiving
mm pro 100 mm koppelingsdiameter
0,09
0,05
0,025
Montage
61