5.5
Machine monteren
5.5.1
Voorwaarden voor een rustige, trillingsvrije loop
Voorwaarden voor een rustige, trillingsvrije loop:
• Stabiele vormgeving van de fundering
• Nauwkeurig uitrichten van de machine
• Correcte uitbalancering van de op het aseinde op te trekken delen
• Naleven van de trillingswaarden volgens ISO 20816‑3
5.5.2
Machine op de werkmachine uitrichten en bevestigen
5.5.2.1
Selectie van de kabels
• Gebruik voor de veilige bevestiging van de machine en voor de overdracht van de krachten
als gevolg van het draaimoment bevestigingsschroeven met ten minste sterkteklasse 8.8
volgens ISO 898‑1 indien niets anders is voorgeschreven.
• Bij de keuze van de bouten en de vormgeving van het fundament dient rekening te worden
gehouden met de maximaal voorkomende krachten in geval van storing, bijv. kortsluiting of
omschakeling van het net in tegenfase etc.
Indien gewenst, kunt u de waarden voor de funderingskrachten opvragen bij het
Service Center.
Zie ook
Aanhaalmomenten voor boutborgingen (Pagina 135)
5.5.2.2
Horizontale bouwvorm met voeten
1. Houd rekening met de eventuele voorschriften voor het uitrichten van de werkmachine en
van de fabrikant van de koppeling.
2. Richt de motoren met de koppelingsafdrijving dusdanig uit dat de middellijnen van de assen
parallel en zonder verspringing verlopen. Daardoor werden er tijdens het bedrijf geen
bijkomende krachten in op de lageringen.
3. Voor de verticale positionering (x→0) plaatst u dunne platen onder de machinevoeten.
Gebruik zo weinig mogelijk platen. Dit betekent dat er zo weinig mogelijk hulpstukken op
elkaar mogen worden gestapeld. Daarmee wordt het vastzetten van de machines vermeden.
Gebruik de eventueel aanwezige schroefdraad voor afdrukbouten om de machine wat op te
tillen.
1LE1, 1FP1/3, 1PC1/3 Ashoogte 63 ... 315
Bedieningshandleiding, 07/2024, A5E45254877A
Montage
5.5 Machine monteren
59