Pagina 4
De overige benamingen in dit document kunnen merken zijn waarvan het gebruik door derden voor eigen doeleinden de rechten van de eigenaar kan schenden. SIEMENS, SIMOTICS, SINAMICS, SIMOGEAR en SIMOTION zijn geregistreerde merken van Siemens AG en verbonden ondernemingen. Het gebruik ervan door derden voor eigen doeleinden, kan de rechten van de betreffende eigenaars schenden.
Pagina 5
Inhoudsopgave Inleiding..............................9 Over dit handboek ....................... 9 1.1.1 Inhoud ..........................9 1.1.1.1 Goederenkooprecht ......................10 1.1.1.2 Documentatie bewaren...................... 10 1.1.1.3 Gebruik van producten van derden..................10 1.1.2 Doelgroep.......................... 10 1.1.3 Gevaren vermijden......................10 1.1.4 Standaard functie-omvang ....................11 1.1.5 Webpagina's van derden ....................
Pagina 6
Inhoudsopgave Transport en opslag ......................32 4.5.1 Veiligheidsinstructies voor het transport................32 4.5.1.1 Veiligheidsinstructies voor het transport................32 4.5.2 Transport ........................... 34 4.5.3 Opslag..........................35 4.5.4 Rotor beveiligen......................... 37 4.5.5 Inbedrijfstelling na opslag ....................39 4.5.5.1 Isolatieweerstand en polarisatieindex................. 39 4.5.5.2 Smeren van de walslagers ....................
Pagina 7
Inhoudsopgave 5.5.2.2 Horizontale bouwvorm met voeten ..................59 5.5.2.3 Horizontale bouwvorm met flens ..................60 5.5.2.4 Verticale bouwvorm met flens.................... 60 5.5.3 Rotorvergrendeling verwijderen ..................61 5.5.4 Aanbevolen precisie bij het uitlijnen ................... 61 5.5.5 Aangedreven elementen monteren ..................62 Elektrische aansluiting ........................
Pagina 8
Inhoudsopgave Bedrijf ..............................87 Veiligheidsaanwijzingen voor het bedrijf ................87 8.1.1 Veiligheidsinstructies tijdens het bedrijf - niet afgedekte, roterende onderdelen ....87 8.1.2 Veiligheidsinstructies tijdens het bedrijf - niet afgedekte, spanningvoerende onderdelen..88 8.1.3 Veiligheidsaanwijzing voor de verluchting ................90 8.1.3.1 Veiligheidsinstructie voor externe ventilatie (optioneel)............
Pagina 9
Inhoudsopgave 9.3.6 Boutborgingen......................... 114 9.3.7 Schakelverbindingen......................114 9.3.8 Montage overige instructies ..................... 115 9.3.9 Optionele aanbouwdelen....................115 9.3.9.1 Remaanbouw ........................115 9.3.10 O-ringafdichting ......................116 Reserveonderdelen..........................117 10.1 Bestellen van onderdelen ....................117 10.2 Reserveonderdelen vindt u via internet................117 10.3 Vervanging van wentellagers ...................
Pagina 11
De Siemens Businesses Large Drives Applications en Low Voltage Motors werden aan Innomotics overgedragen. De merkwissel van Siemens naar Innomotics duurt voort. De juridische informatie, handelsmerken of logo's van Siemens of Innomotics geven niet noodzakelijk het merk aan dat werkelijk voor de betreffende producten wordt gebruikt.
Pagina 12
Inleiding 1.1 Over dit handboek 1.1.1.1 Goederenkooprecht Om de mogelijke toepassingsgebieden van onze producten aanschouwelijker te maken, staan in deze productdocumentatie en in de online-help typische toepassingsgevallen vermeld. Deze zijn uitsluitend als voorbeelden bedoeld en houden geen verklaring in over de geschiktheid van het betreffende product voor een toepassing in een concreet individueel geval.
Pagina 13
Het gebruik van de aangeboden informatie gebeurt op risico van de gebruiker. Documentatie Op het internet (https://support.industry.siemens.com/cs/ww/en/ps/13309) vindt u een uitgebreide documentatie. U kunt de documenten bekijken of in PDF-formaat downloaden.
Pagina 14
Online Support op het internet U vindt belangrijke informatie over het product onder gebruik van Online Support over volgende mogelijkheden: • Online Portal (https://support.industry.siemens.com/cs/ww/en/) • App Online Support (voor Apple iOS en Android) 1LE1, 1FP1/3, 1PC1/3 Ashoogte 63 ... 315...
Pagina 15
• Certificaten Bij producten met opgedrukte QR-code kunnen het handboek en het certificaat rechtstreeks worden opgeroepen. 1.3.2 Reserveonderdeel-services De online-reserveonderdeel-service "Spares on Web (https://www.sow.siemens.com/)" biedt bepaalde reserveonderdelen voor het product aan: 1LE1, 1FP1/3, 1PC1/3 Ashoogte 63 ... 315 Bedieningshandleiding, 07/2024, A5E45254877A...
Pagina 16
Inleiding 1.4 Belangrijke productinformatie Belangrijke productinformatie Correct gebruik van de machines De machines zijn bedoeld voor industriele installaties. Deze voldoen aan de geharmoniseerde normen uit de reeks EN / IEC 60034 (VDE 0530) Het gebruik in Ex-omgevingen is verboden, voor zover de markering op de machine een gebruik in het net resp. aan een omvormer niet uitdrukkelijk toestaat.
Pagina 17
Veiligheidsinstructies Algemene veiligheidsinstructies Informatie voor de verantwoordelijken voor de installatie Het ontwerp evenals de uitvoering van deze elektrische machine, die is bedoeld voor gebruik in industriële installaties, voldoet aan de Europese richtlijn 2014/35/EU ("Laagspanningsrichtlijn"). Bij het gebruik van de elektrische machine buiten de Europese Gemeenschap moeten de nationale voorschriften worden nageleefd.
Pagina 18
Veiligheidsinstructies 2.1 Algemene veiligheidsinstructies Gekwalificeerd personeel Alle werken aan de machine mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel gebeuren. Gekwalificeerd personeel in de zin van deze documentatie zijn personen die aan de volgende voorwaarden voldoen: • Ze zijn op grond van hun opleiding en ervaring in staat om in het betrokken activiteitsgebied risico's te herkennen en mogelijke gevaren te vermijden.
Pagina 19
Veiligheidsinstructies 2.1 Algemene veiligheidsinstructies Gevaar voor brandwonden door hete oppervlakken Individuele machinedelen kunnen tijdens het bedrijf heet worden. Bij aanraking kunnen brandwonden ontstaan. • Raak tijdens bedrijf geen machinedelen aan. • Laat de machine eerst afkoelen voordat u werkzaamheden aan de machine uitvoert. •...
Pagina 20
Veiligheidsinstructies 2.1 Algemene veiligheidsinstructies Elektromagnetische velden bij het gebruik van installaties uit de elektrische energietechniek Installaties van de elektrische energietechniek genereren tijdens het bedrijf elektromagnetische velden. De machine kan in zijn onmiddellijke omgeving levensgevaarlijke storingen doen ontstaan in medische implantaten zoals pacemakers. Gegevens op magnetische of elektronische gegevensdragers kunnen verloren gaan.
Pagina 21
Veiligheidsinstructies 2.1 Algemene veiligheidsinstructies De noodzakelijke ESD-beschermingsmaatregelen voor elektrostatisch bedreigde onderdelen zijn in de onderstaande tekeningen weergegeven: a = geleidende vloer b = ESD-tafel c = ESD-schoenen d = ESD-mantel e = ESD-armband f = aardaansluiting van de kasten Stoorbestendigheid waarborgen Zorg er door de keuze van geschikte signaalleidingen en evaluatie-eenheden voor dat de stoorbestendigheid van de machine niet wordt beïnvloed.
Pagina 22
Veiligheidsinstructies 2.1 Algemene veiligheidsinstructies Aanwijzingen omtrent cybersecurity Innomotics biedt producten en oplossingen met Industrial Cybersecurity-functies aan die de veilige werking van installaties, systemen, machines en netwerken ondersteunen. Om installaties, systemen, machines en netwerken tegen cyberbedreigingen te beschermen, is het noodzakelijk om een integraal Industrial Cybersecurity-concept te implementeren (en dit continu up-to-date te houden), dat voldoet aan de actuele stand van de techniek.
Pagina 23
Omschrijving Toepassingsgebied De draaiende elektrische machines van deze serie worden gebruikt als industriële aandrijvingen. Ze zijn ontwikkeld voor brede toepassingsgebieden in de aandrijftechniek, netbedrijf en in combinatie met frequentie-omvormers ontwikkeld. Ze worden gekenmerkt door een hoge vermogensdichtheid, robuuste constructie, lange levensduur en grote betrouwbaarheid.
Pagina 24
Omschrijving 3.2 Vermogensplaatjes Gegevens op het vermogensplaatje Positie Omschrijving Positie Omschrijving Algemene gegevens Elektrische gegevens Machinetype Elektrische gegevens Machinetype Nominale spanning V Serienummer (incl. productiedatum JJ.MM) Wikkelingsschakeling Normen Frequentie Hz Aanvullende gegevens (optioneel) Nominaal vermogen kW Klantgegevens (optioneel) Nominale stroom A Land van fabricage Vermogensfactor cosφ...
Pagina 25
Omschrijving 3.3 Opbouw Opbouw Machine-uitvoering De voorschriften en normen die de basis vormen voor de uitleg en controle van deze machine vindt u op het typeplaatje. De uitvoering van de machine voldoet principieel aan de onderstaande normen: De versies van de geharmoniseerde normen waaraan wordt gerefereerd, vindt u in de EG- conformiteitsverklaringen.
Pagina 26
Omschrijving 3.3 Opbouw De voorschriften en normen die de basis vormen voor de uitleg en controle van deze machine vindt u op het vermogensplaatje. De uitvoering van de machine voldoet principieel aan de volgende normen: Tabel 3-1 Toegepaste algemene voorschriften Kenmerk Norm Beoordeling en prestatie EN/IEC 60034-1...
Pagina 27
Omschrijving 3.3 Opbouw 3.3.1.2 Machines met ventilator Eigen ventilatie (standaard): Koelmethode IC 411 volgens EN / IEC 60034-6 Aan de NDE-zijde van de behuizing van de stator is een ventilatorkap voor de geleiding van de buitenlucht aangebracht. De buitenlucht wordt door openingen in de ventilatorkap aangezogen en stroomt axiaal via de buitenste koelribben van de behuizing.
Pagina 28
Omschrijving 3.3 Opbouw Oppervlaktekoeling door relatieve beweging van de koellucht: Koelmethode IC 418 volgens EN / IEC 60034-6 IC418 IC4A1A8 Afbeelding 3-2 IC418 3.3.2 Lagers Voor de ondersteuning en positiegeleiding van de machine-as in het vaststaande machinedeel worden wentellagers aan DE- en NDE-kant gebruikt. Een zijde heeft hierbij de functie van het vaste lager dat axiale en radiale krachten van de draaibare machine-as overdraagt op het vaststaande machinedeel.
Pagina 29
Omschrijving 3.3 Opbouw Tabel 3-2 Bouwvorm Basisbouwvorm code Grafische weergave Overige plaatsingsmo‐ Grafische weergave gelijkheden IM B3 (IM 1001) IM V5 (IM 1011) IM V6 (IM 1031) IM B6 (IM 1051) IM B7 (IM 1061) ...
Pagina 30
Omschrijving 3.3 Opbouw Basisbouwvorm code Grafische weergave IM B35 (IM 2001) IM B34 (IM 2101) 3.3.5 Veiligheidsklasse De veiligheidsklasse van de machine staat aangegeven op het typeplaatje. De machine kan in een stoffige of vochtige omgeving worden geplaatst. 3.3.6 Omgevingsomstandigheden Grenswaarden voor standaarduitvoering...
Pagina 31
Omschrijving 3.3 Opbouw • Teruglooprem • Lage temperatuursensoren Opmerking Overige documenten Neem alle meegeleverde documentatie van deze machine in acht. Bijkomende inrichtingen Volgens de bestelling kunnen verschillende extra inrichtingen zoals temperatuursensoren worden in- of aangebouwd, bijv. voor de controle van de lagers of voor de controle van de wikkeling.
Pagina 33
Innomotics geen aansprakelijkheid. • Reclameer bij zichtbare transportschade meteen bij de leverancier. • Reclameer bij zichtbare gebreken / bij een onvolledige levering meteen bij de bevoegde vertegenwoordiger van Siemens. 1LE1, 1FP1/3, 1PC1/3 Ashoogte 63 ... 315 Bedieningshandleiding, 07/2024, A5E45254877A...
Pagina 34
Voorbereiding voor gebruik 4.5 Transport en opslag Bewaar de meegeleverde veiligheids- en inbedrijfstellingsinstructies alsmede de optionele bedieningshandleiding op een toegankelijke plek. Het vermogensplaatje dat optioneel los bij de levering is gevoegd, is voorzien van de machinegegevens en kan aanvullend op of bij de machine of de installatie worden aangebracht.
Pagina 35
Voorbereiding voor gebruik 4.5 Transport en opslag Gevaar door een ondeskundig vastzetten en hijsen • Zorg ervoor, dat er een geschikte hefvoorziening ter beschikking staat. • Zet de transportgoederen slechts op de betreffende aanslagelementen en/of de aangeduide plaatsen vast. De aanslagpunten zijn niet ontworpen voor extra lasten. •...
Pagina 36
Voorbereiding voor gebruik 4.5 Transport en opslag Gevaar door vallen van de machine De aanslagpunten van de machine zijn alleen voor het gewicht van de machine ontworpen. Als een machinegroep aan één enkele machine wordt opgehesen en getransporteerd, kunnen de aanslagpunten breken. De machine resp. de machinegroep kan vallen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of materiële schade veroorzaken.
Pagina 37
Voorbereiding voor gebruik 4.5 Transport en opslag Neem de op de verpakking aangebrachte symbolen in acht. Ze hebben de volgende betekenis: Boven Breekbare Tegen Tegen hitte Zwaarte- Handhaken Hier goederen vocht bescher‐ punt verboden vastzetten bescher‐ 4.5.3 Opslag Buitenopslag LET OP Beschadiging van de machine In geval van ondeskundig opslag bestaat er gevaar voor materiële schade.
Pagina 38
Voorbereiding voor gebruik 4.5 Transport en opslag Condenswaterboring Aanwezige condenswaterboringen voor het aftappen van condenswater dienen afhankelijk van de omgevingscondities ten minste elke 6 maanden te worden geopend. Opslagtemperatuur Toegestaan temperatuurbereik: -20 °C tot +50 °C Maximaal toegestane luchtvochtigheid: 60 % Voor machines die specifiek zijn uitgevoerd voor afwijkende omgevingstemperatuur tijdens gebruik of afwijkende installatiehoogte, kunnen voor de opslagtemperatuur andere voorwaarden gelden.
Pagina 39
Voorbereiding voor gebruik 4.5 Transport en opslag 4.5.4 Rotor beveiligen Volgens de bestelling is de machine met een vergrendeling voor de rotor uitgerust. Zij beschermt de rotor tegen schade door schokken bij het transport of de opslag. LET OP Motorschade door trillingen Als de vergrendeling van de rotor niet wordt gebruikt, kan de machine tijdens transport als gevolg van trillingen of tijdens de opslag worden beschadigd.
Pagina 40
Voorbereiding voor gebruik 4.5 Transport en opslag Alternatieve rotorvergrendeling • Als de machine na het aanbrengen van het aandrijfelement wordt getransporteerd, fixeert u de rotor op geschikte wijze in axiale richting. ① Huls ② Asschroef en schijf Schroefdraad van het aseinde Aanhaalmoment 40 Nm 80 Nm...
Pagina 41
Voorbereiding voor gebruik 4.5 Transport en opslag 4.5.5 Inbedrijfstelling na opslag 4.5.5.1 Isolatieweerstand en polarisatieindex Door meting van de isolatieweerstand en van de polarisatieindex (PI) kunt u informatie verkrijgen over de toestand van de machine. Controleer daarom op de volgende tijdstippen de isolatieweerstand en de polarisatie-index: •...
Pagina 42
Voorbereiding voor gebruik 4.6 Koeling waarborgen Koeling waarborgen WAARSCHUWING Oververhitting en uitval van de machine Het niet in acht nemen van de volgende punten kan materiële schade, zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg hebben, bij explosiebeveiligde machines kan een explosie ontstaan. •...
Pagina 43
Voorbereiding voor gebruik 4.6 Koeling waarborgen Fout Juist Minimale afstand "x" tussen de naastgelegen modules voor luchttoevoer naar de machine Tabel 4-2 Minimale waarde “x” voor de afstand tussen naburige modules voor luchttoevoer naar de machine Ashoogte [mm] 63 ... 71 80 ...
Pagina 44
Voorbereiding voor gebruik 4.9 Spannings- en frequentieschommelingen tijdens netbedrijf Vergrendelingsschakelaar voor stilstandverwarming Als de stilstandverwarming bij een lopende motor wordt gebruikt, kan het tot verhoogde temperaturen in de machine komen. • Gebruik een vergrendelingsschakeling die bij het inschakelen van de machine de stilstandverwarming uitschakelt.
Pagina 45
Voorbereiding voor gebruik 4.12 Elektromagnetische compatibiliteit 4.10 Grenswaarden voor het toerental Gevaar als gevolg van resonanties in bepaalde toerentalbereiken Bij overkritische machines is in bepaalde toerentalbereiken resonantie voorhanden. De daaruit ontstane trillingen kunnen ontoelaatbaar groot worden. Dit kan zware tot dodelijke letsels of materiële schade veroorzaken.
Pagina 46
Voorbereiding voor gebruik 4.13 Bedrijf aan de omvormer Opmerking Omvormer • Bij gebruik op de frequentie-omvormer treden afhankelijk van de uitvoering van de omvormer (type, ontstoringsmaatregelen, fabrikant) in sterkte verschillende storingsemissies op. • Voorkom overschrijding van de voorgeschreven grenswaarden bij het aandrijfsysteem, bestaande uit machine en omvormer.
Pagina 47
Voorbereiding voor gebruik 4.13 Bedrijf aan de omvormer • Het grenstoerental n of n niet over- of onderschrijden. Als geen andere waarde is aangegeven, bedraagt het minimale grenstoerental n 5 Hz. De grenstoerentallen vindt u ofwel op het vermogensplaatje of op het extra vermogensplaatje of op de frequentieomvormer als grootste of kleinste toerentalwaarde.
Pagina 48
Voorbereiding voor gebruik 4.13 Bedrijf aan de omvormer 4.13.3 Lagerstromen reduceren Om schade door lagerstromen te vermijden, dient u het complete systeem uit motor, omvormer en werkmachine te bekijken. • Vul naast de aarding van de motoren via de massieve aardbeschermkabel de hoogfrequente laagimpedante aarding aan met gevlochten koperen vlakbanden of hoogfrequente bandgeleiders.
Pagina 49
Voorbereiding voor gebruik 4.13 Bedrijf aan de omvormer 4.13.4 Geïsoleerd lager bij bedrijf aan de omvormer Als de machine op een laagspanningsomvormer wordt gebruikt, gebruikt u aan de NDE-kant, afhankelijk van het machinetype, een geïsoleerd lager. Ashoogte Geïsoleerd lager NDE-kant 100 ... 280 Optioneel 315 ...
Pagina 50
Voorbereiding voor gebruik 4.13 Bedrijf aan de omvormer ① ④ Werkmachine Geïsoleerd lager ② ⑤ Motor Geïsoleerde tacho-aanbouw ③ ⑥ Koppeling Geïsoleerde koppeling Afbeelding 4-2 Principiële weergave tandemaandrijving LET OP Lagerschade Als tussen de motoren van de tandemaandrijving geen geïsoleerde koppeling wordt gebruikt, kunnen lagerstromen optreden.
Pagina 51
Montage Volg bij alle werken aan de machine het volgende: • Volg de algemene veiligheidsaanwijzingen (Pagina 15). • Neem de nationale en branchespecifieke voorschriften in acht. • Neem bij gebruik van de machine binnen de Europese Unie de vereisten van EN 50110‑1 voor het veilig gebruik van elektrische installaties in acht.
Pagina 52
Montage 5.2 Montage voorbereiden Verlies van conformiteit met de toegepaste richtlijnen Bij levering voldoet de machine aan de vereisten van de richtlijnen die vermeld staan op het kenplaatje of in de meegeleverde documentatiepapieren. Eigenmachtige wijzigingen of conversies aan de machine leiden tot verlies van de conformiteit met de richtlijnen en doen de overeenkomstige garantie vervallen.
Pagina 53
Montage 5.2 Montage voorbereiden 5.2.2 Isolatieweerstand 5.2.2.1 Isolatieweerstand en polarisatieindex Door meting van de isolatieweerstand en van de polarisatieindex (PI) kunt u informatie verkrijgen over de toestand van de machine. Controleer daarom op de volgende tijdstippen de isolatieweerstand en de polarisatie-index: •...
Pagina 54
Montage 5.2 Montage voorbereiden 5.2.2.2 Isolatieweerstand en polarisatie-index van de wikkeling controleren Isolatieweerstand meten 1. Neem de aanbevelingen in acht in de bedieningshandleiding van het gebruikte isolatiemeetapparaat. 2. Aard andere wikkelingen, ingebouwde wikkelingstemperatuurvoeler en indien nodig andere aan- en inbouwonderdelen. WAARSCHUWING Gevaarlijke spanning aan de klemmen Bij...
Pagina 55
Montage 5.2 Montage voorbereiden Grenswaarden voor de isolatieweerstand van de wikkeling De volgende tabel geeft de meetspanning en de grenswaarden voor de isolatieweerstand R aan. Deze waarden komen overeen met de aanbevelingen volgens IEC 60034-27-4. Tabel 5-1 Isolatieweerstand van de wikkeling tot 40 °C MΩ...
Pagina 56
Montage 5.2 Montage voorbereiden Opmerking Opmerking bij IEEE 43 Volgens IEEE 43 rekent u de R bij wikkelingstemperaturen van < 40 °C op de referentietemperatuur van 40 °C om. Omdat de minimale waarden voor de R voor 40 °C gelden, worden de noodzakelijke R -waarden bij wikkelingstemperaturen onder 40 °C iets hoger. De polarisatie-index meten 1.
Pagina 57
Montage 5.3 Machine plaatsen Machine plaatsen 5.3.1 Montageplek voorbereiden 1. Maak een geschikte montageplek gereed, bijv. montagebokken. Let erop, dat de montageplek over voldoende bodemvrijheid voor het asuiteinde DE beschikt. De vereiste informatie vindt u in de maattekening van de machine. 2. Controleer aan de hand van de transportdocumentatie of alle componenten van de motor beschikbaar zijn.
Pagina 58
Montage 5.3 Machine plaatsen 5.3.3 Machine in de bouwvormen IM B15, IM B9, IM V8 en IM V9 Bouwvormen zonder lagers aan zijde van de aandrijving Deze machines beschikken aan aandrijfzijde DE niet over eigen lagers van de machine-as. De machine-as wordt door de (holle) as of koppeling van de installatie of werkmachine opgenomen. •...
Pagina 59
Montage 5.4 Machine uitlijnen en bevestigen Machine uitlijnen en bevestigen Let bij het uitlijnen en de bevestiging op het volgende: • Let bij het monteren van de voeten en flenzen op een gelijkmatige uitlijning. • Bij wandmontage dient u de machine aan de onderzijde te stutten door bijvoorbeeld een steunlijst, of u zet de machine met een pen- en gatverbinding vast.
Pagina 60
Montage 5.4 Machine uitlijnen en bevestigen • Looprust Voorwaarden voor een rustige, trillingsarme loop zijn: – Stabiele trillingsvrije vormgeving van de fundering. – Nauwkeurig uitlijnen van de koppeling – Een goed gebalanceerd aandrijfelement (koppeling, riemschijf, ventilator, ...) Neem de max. toegestane trillingswaarden tijdens bedrijf volgens ISO 20816-3 in acht. Vermijd in het hele toerentalbereik niet toegestane trillingen als gevolg van bv.
Pagina 61
Montage 5.5 Machine monteren Machine monteren 5.5.1 Voorwaarden voor een rustige, trillingsvrije loop Voorwaarden voor een rustige, trillingsvrije loop: • Stabiele vormgeving van de fundering • Nauwkeurig uitrichten van de machine • Correcte uitbalancering van de op het aseinde op te trekken delen •...
Pagina 62
Montage 5.5 Machine monteren 4. Let bij de positionering ook op een gelijkmatig rondlopende axiale spleet (y→0) op de koppeling. 5. Bevestig de machine op het fundament. De keuze van de bevestigingselementen is afhankelijk van het fundament en valt onder de verantwoordelijkheid van de exploitant van de installatie.
Pagina 63
Montage 5.5 Machine monteren Handelwijze De machineas moet bij het optillen horizontaal zijn, de flens moet parallel met de tegenfles uitgericht zijn, zodat klemmen en vastzetten worden vermeden. Anders kan dit de centrering schaden. 1. Vet de centreerflens met montagepasta in om de procedure te vergemakkelijken. 2.
Pagina 64
Montage 5.5 Machine monteren 5.5.5 Aangedreven elementen monteren De rotor is statisch uitgebalanceerd. Bij aseinden met inlegspieën wordt het soort balancering aangegeven met een markering aan de kopse kant van de DE-zijde van het aseinde en op het vermogensplaatje: • Kenteken “H” betekent uitbalancering met een halve inlegspie (standaard) •...
Pagina 65
Montage 5.5 Machine monteren Aandrijfelementen optrekken • Voorwaarden: – De koppeling resp. het afdrijfelement moet voor het specifieke geval van het bedrijf geschikt bemeten zijn. – Neem de gegevens van de fabrikant van de koppeling in acht. – Let op het juiste balanceertype van het afdrijfelement volgens het balanceertype van de rotor.
Pagina 66
Montage 5.5 Machine monteren Uitsluitend de volgens de catalogus toegestane radialen of axiale krachten via het asuiteinde overbrengen op het machinelager. De toelaatbare waarden voor axiale en radiale krachten kunt u opvragen bij ons Service Center of u kunt deze opzoeken in de machinecatalogus. Asuiteinden met inlegspie De inlegspieverbinding tussen as en afdrijfelement moet telkens op de juiste wijze uitgebalanceerd en gemonteerd zijn.
Pagina 67
Elektrische aansluiting Veiligheidsaanwijzingen voor de elektrische aansluiting Volg bij alle werken aan de machine het volgende: • Volg de algemene veiligheidsaanwijzingen (Pagina 15). • Neem de nationale en branchespecifieke voorschriften in acht. • Neem bij gebruik van de machine binnen de Europese Unie de vereisten van EN 50110‑1 voor het veilig gebruik van elektrische installaties in acht.
Pagina 68
Elektrische aansluiting 6.2 Machine aansluiten Zie ook Aanhaalmomenten (Pagina 135) Opmerking Servicecenter Neem contact op met het Servicecenter (Pagina 12) als u ondersteuning bij de inbedrijfstelling nodig heeft. Machine aansluiten • Neem de aanwijzingen in EN / IEC 60034-1 (VDE 0530-1) in acht voor het gebruik aan de limieten van de bereiken A en B, vooral wat betreft de opwarming en afwijking van de bedrijfsgegevens van de nominale gegevens op het vermogensplaatje.
Pagina 69
Elektrische aansluiting 6.2 Machine aansluiten • Vereisten volgens IEC/EN 60204‑1 • Afmetingen voor gebundelde installatie, bijv. volgens DIN VDE 0298 Deel 4 of IEC 60364-5-52 6.2.2 Aansluitkast GEVAAR Gevaarlijke spanning Bij elektrische machines zijn hoge spanningen aanwezig. Deze kunnen bij ondeskundige omgang dodelijk of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben. Schakel de machine spanningsvrij...
Pagina 70
Elektrische aansluiting 6.2 Machine aansluiten Sluit de nettoevoerleidingen bij vast gedefinieerde draairichtingen (draairichtingpijl) op de juiste wijze aan. • Wanneer de netleidingen met de fasevolgorde L1, L2, L3 op U, V, W resp. volgens NEMA op T1 T2 T3 worden aangesloten, dan resulteert dit in een rotatie met de klok mee (rechtsom). •...
Pagina 71
Elektrische aansluiting 6.2 Machine aansluiten 6.2.2.5 Uitvoeringen De aansluitkast kan met 4x90 graden op de aansluitsokkel van de machinebehuizing worden gedraaid. 6.2.2.6 Vrij uitgevoerde aansluitkabels WAARSCHUWING Gevaar voor kortsluiting en spanning Als de aansluitleidingen tussen de onderdelen van de behuizing en de afdekplaat beklemd raken, kan kortsluiting optreden.
Pagina 72
Elektrische aansluiting 6.2 Machine aansluiten Bij het aansluiten met kabelschonen moet hun formaat worden uitgekozen in overeenstemming met de noodzakelijke dwarssnede van de ader en het boutformaat. Een schuine plaatsing is enkel toegelaten in zoverre de noodzakelijke lucht- en kruiptrajecten worden gerespecteerd. De uiteinden van de geleiders dienen zodanig te worden geïsoleerd dat de resterende isolatie bijna tot aan de kabelschoen reikt.
Pagina 73
Elektrische aansluiting 6.3 Aanhaalmomenten Schroefverbindingen met reducties en moer (EN 62444) ① Moer ② O-ring Inbouwpositie van de plaatmoer bij schroefverbindingen ② O-ring ③ Inbouwpositie van de plaatmoer Schroefverbindingen met aansluitdraad in de aansluitkast (EN 62444) ② O-ring Aanhaalmomenten Neem de aanwijzingen in hoofdstuk Aanhaalmomenten (Pagina 135) in acht.
Pagina 74
Elektrische aansluiting 6.4 Aardingsgeleider aansluiten 6.3.1 Kabelinvoeren, afsluitstoppen en schroefdraadadapter Let bij de montage op de volgende aanwijzingen: • Voorkom schade aan de kabelmantel. • Pas de aanhaalmomenten aan het materiaal van de kabelmantel aan. Let op de documentatie voor de aanhaalmomenten van de kabelinvoeren en afsluitstoppen voor directe aanbouw aan de machine en andere schroefverbindingen (bijv.
Pagina 75
Elektrische aansluiting 6.4 Aardingsgeleider aansluiten 6.4.2 Aansluittype aardgeleider Type aarding van de behuizing Kabeldoorsnede mm² … 10 Aansluiting van een enkele ader onder externe aardklem. … 25 Aansluiting met DIN-kabelschoen onder externe aardklem. DIN 46 234 ...
Pagina 76
Elektrische aansluiting 6.6 Kabelaansluiting Aansluiting temperatuursensor / stilstandverwarming WAARSCHUWING Gevaar voor elektrische schokken De isolatie van de temperatuursensoren voor het controleren van de wikkeling is aan de kant van de wikkeling volgens de eisen aan de basisisolatie uitgevoerd. De aansluitingen van de temperatuursensor zijn aanraakveilig in de aansluitkast aangebracht en beschikken niet over een veilige scheiding.
Pagina 78
Elektrische aansluiting 6.7 Omvormer aansluiten 6.6.2 Aluminiumleider aansluiten Als u aluminium geleiders gebruikt, let dan ook het volgende: • Gebruik alleen voor de aansluiting van aluminium geleiders geschikte kabelschoenen. • Verwijder de oxidelaag aan de contactpunten op de geleider en/of op het tegenstuk vlak voor het aanbrengen van de aluminiumgeleider.
Pagina 79
Elektrische aansluiting 6.8 Afsluitende maatregelen Tabel 6-6 Maximale spanningspieken aan de motorklemmen voor machines speciaal voor omvormerbedrijf Ingangsspanning omvormer Maximale spanningspieken op de motorklemmen Û Û Tussenkring U Leider-leider Leider-aarde ≤ 480 V 1600 1400 > 480 V tot 690 V 2200 1500 1035 De spanningsstijgtijden van de individuele spanningssprongen in de leider-aarde-spanning aan het kabeleinde aan motorzijde mag afhankelijk van de spronghoogte de volgende waarden niet onderschrijden.
Pagina 81
Inbedrijfname Volg bij alle werken aan de machine het volgende: • Volg de algemene veiligheidsaanwijzingen (Pagina 15). • Neem de nationale en branchespecifieke voorschriften in acht. • Neem bij gebruik van de machine binnen de Europese Unie de vereisten van EN 50110‑1 voor het veilig gebruik van elektrische installaties in acht.
Pagina 82
Inbedrijfname 7.1 Maatregelen voor de inbedrijfstelling Tweede asuiteinde Als het tweede asuiteinde niet wordt gebruikt: • Beveilig de pasveer tegen wegslingeren en let erop dat de rotorbalancering “H” (normale uitvoering) tot ca 60% van de massa is gereduceerd. • Zeker het ongebruikte aseinde door afdekkingen tegen aanraking. Gevaar van de IP-beschermingsklasse door beschadigde asafdichtringen.
Pagina 83
Inbedrijfname 7.1 Maatregelen voor de inbedrijfstelling 7.1.2 Bedrijf aan de omvormer Bedrijf aan de omvormer • Wanneer er voor de motorconfiguratie een speciale indeling van de omvormer is vereist, worden de betreffende extra gegevens op het kenplaatje/plaatje van het toevoegsel vermeld. •...
Pagina 84
Inbedrijfname 7.1 Maatregelen voor de inbedrijfstelling Zie ook Voorbereiding voor gebruik (Pagina 31) 7.1.5 Externe ventilator in bedrijf nemen De externe ventilator garandeert de koeling, onafhankelijk van het toerental en de draairichting van de hoofdmachine. De vreemde ventilator is slechts voor een draairichting geschikt. Controles voor de eerste testrun Voer voor de eerste testrun de volgende controles uit: •...
Pagina 85
Inbedrijfname 7.1 Maatregelen voor de inbedrijfstelling 7.1.6 Overige documentatie Opmerking Overige documenten Neem alle meegeleverde documentatie van deze machine in acht. 7.1.7 Richtwaarden voor de controle van de opslagtemperatuur Voor de inbedrijfstelling Als de machine met lagerthermometers is uitgerust, stel dan voor de eerste machinerun de temperatuurwaarde voor het uitschakelen op de controle-inrichting in.
Pagina 86
Inbedrijfname 7.2 Inschakelen Inschakelen Maatregelen bij de inbedrijfstelling Na montage of revisie worden voor de normale inbedrijfname van machines de volgende maatregelen aanbevolen: • Start de machine onbelast. Sluit daartoe de vermogensschakelaar en schakel ze indien mogelijk niet voortijdig uit. Het uitschakelen vlak na het starten als het toerental nog laag is ter controle van de draairichting of ter controle moet tot het strikt noodzakelijke worden beperkt.
Pagina 87
Inbedrijfname 7.2 Inschakelen 7.2.1 Testrun Voer na de montage of na revisies een testrun uit: 1. Start de machine onbelast. Sluit daartoe de vermogensschakelaar en schakel ze indien mogelijk niet voortijdig uit. Controleer of de machine rustig loopt. Het uitschakelen vlak na het starten als het toerental nog laag is ter controle van de draairichting of ter controle moet tot het noodzakelijke worden beperkt.
Pagina 88
Inbedrijfname 7.2 Inschakelen 4. Controleer en protocolleer tijdens de testloop het volgende: – Controleer of de machine rustig loopt. – Protocolleer de waarden voor de spanning, de stroom en het vermogen. Protocolleer indien mogelijk de overeenkomstige waarden van de werkmachine. – Controleer de temperaturen van de lagers en de statorwikkeling tot het bereiken van de stationaire toestand, voor zover dit met de aanwezige meetvoorzieningen mogelijk is.
Pagina 89
Bedrijf Volg bij alle werken aan de machine het volgende: • Volg de algemene veiligheidsaanwijzingen (Pagina 15). • Neem de nationale en branchespecifieke voorschriften in acht. • Neem bij gebruik van de machine binnen de Europese Unie de vereisten van EN 50110‑1 voor het veilig gebruik van elektrische installaties in acht.
Pagina 90
Bedrijf 8.1 Veiligheidsaanwijzingen voor het bedrijf 8.1.2 Veiligheidsinstructies tijdens het bedrijf - niet afgedekte, spanningvoerende onderdelen Gevaar door onder spanning staande delen Spanningvoerende onderdelen vormen een gevaar. Door het verwijderen van afdekkingen is de aanrakingsbescherming van roterende delen niet meer gewaarborgd. Door het benaderen van actieve delen kunnen de minimale lucht- en kruiptrajecten mogelijk worden onderschreden.
Pagina 91
Bedrijf 8.1 Veiligheidsaanwijzingen voor het bedrijf Gevaar voor brandwonden door hete oppervlakken Individuele machinedelen kunnen tijdens het bedrijf heet worden. Bij aanraking kunnen brandwonden ontstaan. • Raak tijdens bedrijf geen machinedelen aan. • Laat de machine eerst afkoelen voor u met werkzaamheden aan de machine begint. •...
Pagina 92
Bedrijf 8.1 Veiligheidsaanwijzingen voor het bedrijf Oververhitting door stilstandverwarming Als de stilstandverwarming bij een lopende machine wordt gebruikt, kan het tot verhoogde temperaturen in de machine komen en kan materiële schade ontstaan. • Gebruik een vergrendelingsschakeling die bij het inschakelen van de machine de stilstandverwarming uitschakelt.
Pagina 93
Bedrijf 8.5 Bedrijfsonderbrekingen Machine inschakelen 1. Rijd de machine zonder last aan en controleer de looprust. 2. Als de machine onberispelijk loopt, de machine belasten. LET OP Thermische overbelasting bij motoren met netvoeding De aanlooptijd wordt naast het tegenmoment ook beïnvloed door het betreffende traagheidsmoment.
Pagina 94
Bedrijf 8.5 Bedrijfsonderbrekingen Langdurige stilstandtijden • Neem bij langere bedrijfspauzen (> 1 maand) de machine geregeld in gebruik, bijvoorbeeld een keer per maand of draai minimaal de rotor rond. • Verwijder de eventueel aanwezige kleminrichting van de rotor bij de machine voordat u de rotor draait.
Pagina 95
Bedrijf 8.6 Storingen 8.5.1 Stilstandschade aan de wentellager vermijden Bij langere bedrijfspauzes kan dezelfde of nagenoeg dezelfde rustpositie van de rotor in de wentellagers tot stilstandschade resp. standmarkeringen of corrosievorming leiden. • Neem de machine in bedrijfspauzes geregeld een keer per maand kortstondig in bedrijf. Draai minstens meerdere keren de rotor door.
Pagina 96
Bedrijf 8.6 Storingen 8.6.2 Elektrische storingen Opmerking Wanneer u de motor aan een omvormer hebt gekoppeld, raadpleegt u bij het optreden van een elektrische storing de bedieningshandleiding van de omvormer. Tabel 8-1 Elektrische storingen ↓ Motor start niet ↓ Motor komt moeilijk op gang ...
Pagina 97
Bedrijf 8.6 Storingen 8.6.3 Mechanische storingen Tabel 8-2 Mechanische storingen ↓ Slepend geluid ↓ Radiale schommelingen ↓ Axiale schommelingen Mogelijke oorzaken van de storing Hulpmaatregelen Omlopende delen slijpen Stel de oorzaak vast en stel de delen bij. ...
Pagina 98
Bedrijf 8.6 Storingen Lagerspeling te groot Neem contact op met het Servicecenter. Lager is gecorrodeerd Vervang de lager. Controleer de afdichtingen. Te veel vet in de lager Verwijder overtollig vet. Verkeerd vet in de lager Gebruik het juiste vet.
Pagina 99
Onderhoud Algemeen Door zorgvuldig en regelmatig onderhoud, inspecties en revisies kunt u storingen vroegtijdig herkennen en verhelpen. Op die manier kunt u gevolgschade voorkomen. Omdat de bedrijfsomstandigheden zeer verschillend zijn, kunnen alleen algemene intervallen bij storingsvrij bedrijf worden aangegeven. Daarom dient u de onderhoudsintervallen aan te passen aan de locale omstandigheden (vuil, inschakelfrequentie, belasting etc.).
Pagina 100
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud Inspectie en onderhoud 9.2.1 Veiligheidsaanwijzingen voor inspectie en onderhoud Gevaar door onder spanning staande delen Spanningvoerende onderdelen vormen een gevaar. Door het verwijderen van afdekkingen is de aanrakingsbescherming van roterende delen niet meer gewaarborgd. Door het benaderen van actieve delen kunnen de minimale lucht- en kruiptrajecten mogelijk worden onderschreden.
Pagina 101
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud Gevaren bij het reinigen met perslucht Bij het reinigen van machineonderdelen met perslucht kunnen losse onderdelen of vuildeeltjes wegvliegen en letsel veroorzaken. • Installeer een geschikte afzuiging. • Draag een persoonlijke beschermuitrusting, zoals veiligheidsbril, veiligheidshandschoenen, beschermend pak. •...
Pagina 102
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud 9.2.3 Eerste inspectie na montage of reparatie Voer na ca. 500 bedrijfsuren, uiterlijk na 6 maanden na inbedrijfstelling de volgende controles uit: Tabel 9-1 Controle na montage of reparatie Controle Tijdens Bij stil‐ bedrijf stand Of de elektrische parameters in acht worden genomen. ...
Pagina 103
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud Controle Tijdens Bij stil‐ bedrijf stand Of alle potentiaalaansluitingen, aardingsaansluitingen en afschermingen cor‐ rect zijn geplaatst en vakkundig aangesloten. Of de isolatieweerstanden van de wikkelingen hoog genoeg zijn. Een eventueel aanwezige lagerisolatie is volgens de beschrijving uitgevoerd. ...
Pagina 104
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud De machines zijn voorzien van walslagers met continue vetsmering. Het is mogelijk dat een nasmeerinrichting aanwezig is. VOORZICHTIG Irritatie en ontstekingen van de ogen Een groot aantal vetten kunnen irritaties en ontstekingen van de ogen veroorzaken. •...
Pagina 105
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud Procedure Bij het nasmeren van de walslagers gaat u als volgt te werk: 1. Reinig de smeernippels aan de DE- en de NDE-zijde. 2. Pers het voorgeschreven vet in de voorgeschreven hoeveelheid in volgens de gegevens op het typeplaatje.
Pagina 106
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud 9.2.8 Reiniging Reinigen van de smeerkanalen en de oudvetruimten Het verbruikte vet verzamelt zich buiten het lager in de oudvetruimte van het buitenste lagerdeksel. Verwijder het oude vet bij het vervangen van het lager. Om het vet in het smeerkanaal te kunnen verversen, moet het lagerbinnenwerk worden gedemonteerd.
Pagina 107
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud LET OP Reductie van de veiligheidsklasse Niet afgesloten condenswateropeningen kunnen schade aan de machine veroorzaken. Om de veiligheidsklasse te handhaven, moet u na het aftappen van het condenswater alle openingen weer afsluiten. 9.2.11 Isolatieweerstand en polarisatieindex Door meting van de isolatieweerstand en van de polarisatieindex (PI) kunt u informatie verkrijgen over de toestand van de machine.
Pagina 108
Onderhoud 9.3 Reparatie Externe ventilator onderhouden Vuil- en stofafzettingen op het loopwiel en de motor, vooral in de spleet tussen het loopwiel en het inlaatmondstuk, kunnen de werking van de externe ventilator verstoren. • Verwijder de vuil- en stofafzettingen geregeld, afhankelijk van de plaatselijke vervuilingsgraad.
Pagina 109
Onderhoud 9.3 Reparatie Opmerking Markeer voor aanvang van de demontage de bevestigingselementen en de rangschikking van de interne verbindingen. Dit maakt de latere montage eenvoudiger. Zorg ervoor, dat de uit de statorbehuizing stekende wikkelingen bij montage van de lagerplaat niet worden beschadigd. De montage van de machine moet indien mogelijk op een uitlijnplaat plaatsvinden.
Pagina 110
Onderhoud 9.3 Reparatie • De verwijderde lagers niet opnieuw gebruiken. • Verwijder aanwezig vervuild oud vet uit het lagerschild. • Vervang aanwezig oud vet door nieuw vet. • Vervang bij het wisselen van lagers de asafdichtingen. • De contactoppervlakken van de afdichtingslippen licht invetten. Opmerking Bijzondere bedrijfsvoorwaarden Het aantal bedrijfsuren neemt af, bijv.
Pagina 111
Onderhoud 9.3 Reparatie Houd bij de montage van de lagerinzetstukken de voorgeschreven aanhaalmomenten van de schroeven (Pagina 136) aan. 9.3.1.2 Lagers monteren Lagerafdichting Neem de volgende details in acht: • Voor het afdichten van de machines aan de rotoras worden asafdichtingsringen gebruikt. –...
Pagina 112
Onderhoud 9.3 Reparatie Opmerking Verdere informatie over de montage van de wentellagers vindt u in de catalogus of de informatie van de wentalagerfabrikant. Handelwijze 1. Vervang beschadigde onderdelen. 2. Verwijder de verontreinigingen aan de onderdelen. Verwijder vetresten en restanten van afdichtmiddelen of vloeibare schroefbeveiliging. 3.
Pagina 113
Onderhoud 9.3 Reparatie 9.3.2 Asafdichtingen, montagematen en uitrichtingen Montagemaat "x" van de V-ringen Ashoogte [mm] 63 ... 71 4,5 ±0,6 Standaard design 80 ... 112 6 ±0,8 132 ... 160 7 ±1 180 ... 225 11 ±1 250 ... 315 13,5 ±1,2 Speciaal design •...
Pagina 114
Onderhoud 9.3 Reparatie • Trek de ventilator gelijkmatig van de as door de drukschroef van de poelietrekker aan te draaien. • Vermijd hamerslagen om de rotoras, de ventilator en de lagers niet te beschadigen. • Bij schade nieuwe onderdelen bestellen. Metalen ventilator •...
Pagina 115
Onderhoud 9.3 Reparatie ② 4. Til voorzichtig nog 2 klikopeningen los en de verwijder aansluitend de kap. 5. Zorg ervoor, dat hierbij de klikopeningen niet worden beschadigd. Bij beschadigde klikopeningen dienen nieuwe onderdelen te worden besteld. Beschermdak Beschermdaken met afstandsbouten resp. met geschroefde hoeksteunen. Het geforceerd verwijderen of scheiden kan schade veroorzaken aan de afstandsbouten, de verbindingselementen van de hoeksteunen of de ventilatorkap.
Pagina 116
Onderhoud 9.3 Reparatie Kunststof ventilatorkap ashoogte 80 ... 200 • De markeringslijn op de rand van de kap op één lijn uitrichten met de middelste behuizingsrib in het verlengde van de sokkel van de aansluitkast. • Centreer de kap door deze axiaal op de uitsparingen van de behuizing resp. de nokken van het lagerschild te schuiven.
Pagina 117
Onderhoud 9.3 Reparatie 9.3.8 Montage overige instructies • Breng alle (extra) typeplaatjes op hun oorspronkelijke positie aan. • Elektrische leidingen indien nodig vastzetten. • Controleer alle aandraaimomenten, ook van de niet losgemaakte bouten. 9.3.9 Optionele aanbouwdelen Opmerking Overige documenten Neem alle meegeleverde documentatie van deze machine in acht. Hier vindt u bijkomende bedieningshandleidingen: Online Support 9.3.9.1 Remaanbouw...
Pagina 118
Onderhoud 9.3 Reparatie 9.3.10 O-ringafdichting Als o-afdichtringen aanwezig zijn, controleer dan of ze in goede toestand verkeren en of de O- ringafdichtringen goed in de groeven tussen de onderdelen zitten. Vervang de beschadigde O- afdichtringen. O-ringafdichtringen kunnen bv. op de volgende onderdelen aanwezig zijn: •...
Pagina 119
• Machinetype en serienummer van de machine U vindt het machinetype en serienummer op het vermogensplaatje. Zie ook Spares On Web (https://www.sow.siemens.com/) Opmerking De grafische voorstellingen in dit hoofdstuk zijn principiële voorstellingen van de basisuitvoeringen. Ze dienen voor de definitie van de onderdelen. De geleverde uitvoering kan in details van deze voorstellingen afwijken.
Pagina 120
Reserveonderdelen 10.5 Onderdeelgroepen 10.4 Walslager Als geïsoleerde walslagers zijn ingebouwd, gebruik dan geïsoleerd walslagers van hetzelfde type als vervanging. Zo vermijdt u schade aan het lager door stroomovergang. 10.5 Onderdeelgroepen Er wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende onderdelengroepen: Reserveonderdelen Reserveonderdelen zijn machine-onderdelen die tijdens de productietijd en tot 5 jaar na uitloop van de productie kunnen worden besteld.
Pagina 121
Reserveonderdelen 10.7 Machine-onderdelen • Na verloop van 3 jaar (na levering van de oorspronkelijke machine) is voor deze machines alleen nog reparatie mogelijk, afhankelijk van beschikbaarheid van reserveonderdelen. • Tot 5 jaar na levering van de oorspronkelijke motor zijn reserve-onderdelen leverbaar. Innomotics levert voor een verdere periode van 5 jaar informatie over reserveonderdelen en stelt indien nodig documentatie beschikbaar.
Pagina 124
Reserveonderdelen 10.8 Normdelen 10.8 Normdelen Tabel 10-1 Normdelen kunnen op afmetingen, materiaal en oppervlak via de vakhandel worden aangeschaft. Norm Afbeelding Norm Afbeelding 3.02 DIN 471 1.32 DIN 939 6.02 7.12 1.49 EN ISO 4017 4.11 6.12 DIN 472 4.39 5.60 5.61 5.65 4.04...
Pagina 133
Verwijdering 11.1 Inleiding De bescherming van het milieu en het sparen van de resources zijn voor ons streefdoelen met een hoge prioriteit. Een wereldwijd milieumanagement volgens ISO 14001 zorgt voor de naleving van de wetten en stelt hoge normen. Reeds bij de ontwikkeling van onze producten zijn een milieuvriendelijke vormgeving, technische veiligheid en een goede bescherming van de gezondheid belangrijke streefdoelen.
Pagina 134
Verwijdering 11.6 Componenten verwijderen 11.4 Demontage voorbereiden De demontage van de machine moet door gekwalificeerd personeel met de juiste vakkennis worden uitgevoerd, resp. worden gecontroleerd. 1. Neem contact op met een afvalverwerkend bedrijf in uw buurt. Maak duidelijk in welke kwaliteit de demontage van de machine resp. de aflevering van de componenten moet gebeuren.
Pagina 135
Verwijdering 11.6 Componenten verwijderen Hulpstoffen en chemicaliën Scheid de hulpstoffen en chemicaliën voor de verwijdering bv. volgens onderstaande categorieën: • Olie • Vetten • Reinigings- en oplossmiddelen • Lakresten • Anticorrosiemiddel • Koelmiddeladditieven zoals inhibitoren, antivriesmiddelen of biociden Verwijder de gescheiden componenten volgens de lokale voorschriften of via een afvalverwerkend bedrijf.
Pagina 137
– te beginnen bij transmissies, motoren, omvormers en bijbehorende opties en componenten tot besturingen, softwarelicenties en verbindingstechniek. De product-configurator kan zonder installatie op het internet worden gebruikt. De product configurator is op het volgende adres te vinden: Product-configurator (www.siemens.com/ spc) Aanhaalmomenten A.1.1 Aanhaalmomenten voor boutborgingen Boutborgingen •...
Pagina 138
Technische gegevens A.1 Aanhaalmomenten De hierboven vermelde aanhaalmomenten gelden voor bouten uit de sterkteklasse 8.8, A4-70 of A4-80 conform ISO 898-1, echter uitsluitend in combinatie met bouwdelen met een hogere stevigheid, bijv. gietijzer, staal of gietstaal. Afwijkende aanhaalmomenten De hiervan afwijkende aanhaalmomenten voor elektrische aansluitingen en voor boutborgingen van bouwdelen met bijgevoegde vlakke afdichtingen of isolatiedelen staan vermeld in de betrokken paragrafen en in de getekende afbeeldingen.