5.3
Machine plaatsen
5.3.1
Montageplek voorbereiden
1. Maak een geschikte montageplek gereed, bijv. montagebokken. Let erop, dat de
montageplek over voldoende bodemvrijheid voor het asuiteinde DE beschikt. De vereiste
informatie vindt u in de maattekening van de machine.
2. Controleer aan de hand van de transportdocumentatie of alle componenten van de motor
beschikbaar zijn.
5.3.2
Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren
• Gebruik bij verticale plaatsing alle aanwezige hijsogen en eventueel hijsbanden
volgens EN 1492-1 en / of sjorriemen volgens EN 12195-2 voor een stabiele plaatsing.
• Zorg ervoor, dat er geen vreemde voorwerpen in de ventilatorkap kunnen vallen. Breng bij
verticale plaatsing van de machine met het aseinde naar beneden een beschermdak aan.
• Voorkom bij een aseinde naar boven het aan gebruikszijde binnendringen van vloeistoffen
langs de as.
• Reinig blanke metalen oppervlakken die van corrosiebeschermende middelen zijn voorzien
en die voor de montage en/of plaatsing van de machine noodzakelijk zijn met witte spiritus.
• Hinder de ventilatie niet. Zuig de afvoerlucht op naburige aggregaten niet onmiddellijk weer
aan.
• Voorkom langdurige inwerking van directe intensieve zonnestralen, regen, sneeuw, ijs of
stof. Bij gebruik of opslag in de buitenlucht verdient gebruik van een frame of extra afdekking
aanbeveling.
• Zorg ervoor, dat de maximale axiale en radiale krachten niet worden overschreden.
• Neem de temperatuurbegrenzing in acht bij aanwezigheid van stofwolken of -lagen
overeenkomstig EN/IEC 60079-14. De maximale oppervlaktetemperatuur vindt u op het
vermogensplaatje bij stof-explosiebeveiligde motoren.
1LE1, 1FP1/3, 1PC1/3 Ashoogte 63 ... 315
Bedieningshandleiding, 07/2024, A5E45254877A
Montage
5.3 Machine plaatsen
55