2
4
6
7
1 Condensaatafvoerslang naar keuze rechts of vooraan
2 Aansluiting verwarmingsaanvoer
3 Aansluiting verwarmingsretour
4 Doorvoeren voor elektrische aansluitkabels
5 Schakelkast met trekontlasting voor elektrische aansluitkabels
6 Veiligheidsmodule
7 Aanvoerleiding warmwaterboiler
Afb. 11
3.3.7 Zuurstofdiffusie
Bij niet-diffusiedichte kunststof
buizen voor vloerverwarming of open
verwarmingsinstallaties kan bij gebruik van
stalen verwarmingselementen of stalen buizen
door zuurstofdiffusie corrosie aan de stalen
delen optreden.
De corrosieproducten, zoals roestslib,
kunnen in de condensor van de warmtepomp
neerslaan en door vernauwing van de
doorsnede vermogensverlies van de
warmtepomp of het uitschakelen door de
hogedrukbewaking veroorzaken.
Daarom dienen open verwarmingsinstallaties
of installaties met stalen buizen in combinatie
met niet-diffusiedichte kunststof buizen voor
vloerverwarming te worden vermeden.
8
5
1
3
3.4 Circulatiepomp
Circulatiepomp in warmwatercircuit
(buffervat-laadpomp)
Bij gebruik van het buffervat SBP 200 of SBP
700 (voorraadreservoir) en de compacte
warmtepompinstallatie WPKI 5 moeten de
drukverliezen van de verbindingsleiding
tussen WPKI 5 en de warmtepomp worden
bepaald (zie volgende kolom).
Het totale drukverlies is de som van de
drukverliezen van de verbindingsleiding
van de warmtepomp en de WPKI 5. Voor de
dimensionering van de circulatiepomp moet
de nominale volumestroom en het totale
drukverlies worden gebruikt.
Warmte-energiemeters
Bij het installeren van een warmte-
energiemeter moet erop worden gelet
dat de meeste warmte-energiemeters
hoge drukverliezen hebben en dat de
circulatiepomp dus groter moet worden
gedimensioneerd
Warmtepomp WPL 10 A / I / IK
Nominale volumestroom
m³/h
Drukverliezen
Warmtepomp
hPa
SBP 700 + WPKI 5
hPa
Drukslang 1¼"
hPa/m
3.5 Condensaatafvoer
Voor de condensaatafvoer is in de fabriek een
slang van 3/4" op de ontdooibak gemonteerd.
Deze slang eindigt nabij de uitbreekopening
in de bodemplaat aan de rechter kant van het
koelaggregaat.
Bij buitenopstelling kan de slang na het
verwijderen van de uitbreekopening hierdoor
langs onder uit het apparaat worden gevoerd
(afb. 7).
Bij binnenopstelling moet het ontdooiwater
in een afvoer worden geleid. Daartoe kan
de condensaatslang door openingen in de
bodemplaat en in het frame, en door het
verwijderen van de uitbreekopening onder
in de zijwand naar rechts of naar voor uit het
toestel worden gevoerd (afb. 10 en 11).
Er moet op worden gelet dat de
condensaatslang over de gehele
lengte niet geknikt wordt en met verval
wordt geplaatst.
Na het installeren van de slang moet worden
gecontroleerd of het condensaat correct
wegloopt. Daartoe ca. 10 l water langzaam in
de ontdooibak gieten. Het water moet zonder
resten uit de ontdooibak lopen.
Bij onvoldoende verval is het aan te bevelen
een condensaatpomp te gebruiken.
Maximale condensaatwaterafvoer:
6 l/min
Als voor de afvoer van het condensaat de
condensaatpomp PK 9 (bestelnr. zie paragraaf
1.6) wordt gebruikt, moet de warmtepomp ca.
100 mm hoger worden geplaatst.
3.6 Buffervat
3.6.1 Installatie met buffervat
Om een storingsvrije werking van de
warmtepomp te waarborgen, wordt een
buffervat aanbevolen. Het buffervat (buffervat
SBP) dient niet alleen voor de hydraulische
ontkoppeling van de volumestromen in het
warmtepomp- en verwarmingscircuit, maar
vooral als energiebron voor de ontdooiing van
de verdamper.
Wordt er een bufferreservoir gebruikt, dan
1,4
195
55
3