Montageaanwijzing
1 Algemeen
Deze montageaanwijzing geldt alleen
voor de vakman. Voor de installatie
van de warmtepomp is bovendien de
gebruiksaanwijzing van de warmtepomp-
manager WPM II noodzakelijk.
De verwarmings-warmtepomp en de WPM
II vormen een functie-eenheid, zodat
beide gebruiksaanwijzingen op elkaar zijn
afgestemd.
Overeenkomstig de desbetreffende installatie
moeten bovendien de montagehandleidingen
van de bij de installatie behorende
componenten in acht worden genomen!
1.1 Beschrijving van het toestel
z Voor de volautomatische verwarming van
warm water tot max. 60 °C aanvoertemp.
z Geschikt voor vloer- en
radiatorverwarming, bij voorkeur voor
lagetemperatuurverwarming wegens de
betere vermogensgetallen.
z Neemt de energie uit de buitenlucht,
zelfs bij -20 °C buitentemperatuur en 50 °C
aanvoertemperatuur.
z Bevat alle componenten die voor de werking
nodig zijn, alsmede veiligheidstechnische
inrichtingen.
z Centrale regeling van de verwarmings-
installatie en veiligheidsfuncties door
de warmtepomp-manager WPM II
(noodzakelijk accessoire, bestelnr. zie
paragraaf 1.6).
z Tegen corrosie beschermd, buitenste
bekledingsdelen van thermisch verzinkte
staalplaat, bovendien gemoffeld.
z Compacte bouwvorm, daardoor geringe
benodigde ruimte bij binnen- en
buitenopstelling.
z Keurmerk van onafhankelijke keurings-
instituten (zie vermogensplaatje).
z Bevat niet-brandbaar veiligheidskoelmiddel
R407C.
1.2 Werkwijze
Via de warmtewisselaar aan de luchtzijde
(verdamper) wordt aan de buitenlucht
bij temperaturen van +30 °C tot -20 °C
warmte onttrokken. Door toevoeging van
elektrische energie (compressor) wordt het
verwarmingswater in de warmtewisselaar
aan de waterzijde (condensor) tot de
aanvoertemperatuur verwarmd.
Bij luchttemperaturen onder ca. +7 °C
slaat de luchtvochtigheid als rijp op de
verdamperlamellen neer. Deze rijpaanslag wordt
automatisch ontdooid. Het daarbij optredende
water wordt in de ontdooibak opgevangen en via
een slang afgevoerd (afb. 7 en 8).
Om de ontdooifase mogelijk te
maken, schakelt de ventilator uit en
wordt het warmtepompcircuit omgekeerd.
De voor het ontdooien benodigde energie
wordt uit het verwarmingssysteem
genomen.
Na de beëindiging van de ontdooifase schakelt
2
voor de vakman
de warmtepomp automatisch terug naar
verwarmingswerking.
Bijzonderheden van de WPL 10 IK
In de WPL 10 IK is de warmtepompregeling
WPM II seriematig ingebouwd. Verder
is er een warmte circulatiepomp een
expansievat en een drie-weg-ventiel voor
de omschakeling tussen verwarmingswater
en tapwater ingebouwd. Bovendien zijn
in de leveringsomvang luchtslangen met
bevestigingsmateriaal toegevoegd.
1.3 Deskundig bedrijf
De warmtepomp is bedoeld voor het
onttrekken van warmte-energie uit de lucht en
voor het gebruik van deze energie in de met
water geregelde verwarmingssystemen binnen
de aangegeven temperatuurbereiken.
1.4 Ondeskundig bedrijf
De opstellingsplaats moet door de vakman
volgens paragraaf 3.2 worden voorbereid.
De warmtepomp mag niet in omgevingen
met explosiegevaar en buiten de toegelaten
temperatuurgrenzen worden gebruikt.
1.5 Bepalingen en normen
Tijdens de opstelling en installatie moeten
de volgende bepalingen en normen worden
nageleefd.
1.6 Leveringsomvang en toebehoren
Omvang van de levering IK-uitvoering
– Basistoestel
– Accessoires (2x luchtslang met bevestigingsmateriaal)
Accessoires binnenopstelling
Muurdoorvoer met buitenrooster
Geïsoleerde luchtslang, 4 m
Slangaansluitplaat
Condenswaterpomp PK 9
Accessoires buiten- en binnenopstelling
Voorraadreservoir SBP 200 E
Voorraadreservoir SBP 400 E
Voorraadreservoir SBP 700 E
Warmtepomp-manager in wand-opbouwbehuizing, WPMW II
Warmtepomp-manager als schakelkastvariant, WPMS II
Mengmodule in wandopbouwbehuizing, MSMW
Mengmodule als schakelkastvariant, MSMS
Drukslang G 1¼" x 1 m (DN25)
Drukslang G 1¼" x 2 m (DN25)
Drukslang G 1¼" x 5 m (DN25)
Drukslang G 1¼" x 10 m (DN25)
Drukslang G 1¼" x 1 m (DN25) inkortbaar
Slangschroefkoppeling voor drukslangen G 1¼" (DN25)
Compacte warmtepompinstallatie WPKI 5
UP-bouwset 25 - 60 (voor WPKI 5)
UP-bouwset 25 - 80 (voor WPKI 5)
Afstandsinstelling verwarming FE 7
Aanlegvoeler AVF 6
Dompelvoeler TF 6
waterzijde:
DIN 4751 bl. 1 en 2.
Veiligheidstechnische uitrusting van
warmwaterverwarmingen
DIN 1988: Technische regels voor
drinkwaterinstallaties
TRD 721: Veiligheidsvoorzieningen voor
drukoverschrijding - veiligheidsventielen
elektrisch:
DIN VDE 0100: Bepalingen voor het installeren
van sterkstroominstallaties met nominale
spanning tot 1000 V.
VDE 0701: Bepalingen voor de herstelling,
wijziging en controle van gebruikte elektrische
toestellen.
TAB: Technische aansluitvoorwaarden voor
aansluiting op het laagspanningsnet.
koelmiddelzijde:
EN 378: Veiligheidstechnische en
milieutechnische voorwaarden
DIN 7003: in ontwerp
algemeen:
Samenvatting van technische eisen aan
verwarmingsruimtes, bijv. richtlijnen
voor de verwarmingsruimte of landelijke
bouwverordeningen, plaatselijke
bouwvoorschriften, bepalingen en
voorschriften van de industrie, brandweer,
politie en emissiebescherming.
TA lawaai: Technische richtlijn ter
bescherming tegen geluidsoverlast
22 08 10
22 08 25
16 65 19
16 80 84
16 71 20
18 21 38
18 54 58
22 08 24
18 54 59
18 54 50
18 54 51
07 45 19
07 45 18
07 44 15
07 44 16
07 44 17
07 44 18
18 56 46
00 37 13
22 08 30
07 43 25
07 43 16
18 55 79
16 53 41
16 53 42