2.2 Vermogensdiagram van de warmtepomp WPL 10 A / I / IK
1 = Aanvoertemperatuur 35°C vollast
2 = Aanvoertemperatuur 55°C vollast
3 = Aanvoertemperatuur 60°C vollast
Ingangstemperatuur van het WQA-medium
Afb. 1
3 Opstelling, aansluiting en
geluidsemissie
3.1 Transport
Om het toestel te beschermen, moet
het verticaal in de verpakking worden
getransporteerd.
Kortstondig kantelen op een van de lange
zijden is toegestaan. Bij de WPL 10 IK moet
erop worden gelet dat het bedieningspaneel
bovenaan blijft tijdens het transport.
Draaggordels kunnen voor het transport van
het basistoestel op een willekeurige plaats aan
het onderste frame worden vastgehaakt.
De warmtepomp mag niet aan sterke stoten
worden blootgesteld.
4
3.2 Opstellingsplaats
3.2.1 Buitenopstelling (WPL 10 A)
1. De vier schroeven op het wegwerppallet
uitdraaien.
2. De ringen verwijderen.
4. Het toestel van het pallet nemen en
plaatsen.
Aanbevolen ondergrond:
z Fundering (afb. 5)
z Randstenen (afb. 6)
z Steenplaat
Voor de aan de onderzijde in de
warmtepomp in te voeren waterleidingen en
elektriciteitskabels moet een uitsparing (vrije
ruimte) in de ondergrond worden voorzien
(afb. 5 en 9).
De minimale afstand tot de muur aan de
luchtuitblaaszijde moet 2 m bedragen.
De warmtepomp moet aan alle zijden
toegankelijk zijn.
Bij buitenopstelling kunnen de waterleidingen
en elektriciteitskabels door de uitbreekopening
in de vloer van het koelaggregaat naar de
warmtepomp worden gevoerd (afb. 9).
Geluidsemissie bij buitenopstelling
De warmtepomp is aan de luchtingangszijde
en aan de luchtuitgangszijde luider dan aan
de twee gesloten zijden. Deze beide zijden
mogen daarom niet op geluidsgevoelige
ruimten van het huis (bijv. slaapkamers)
worden gericht.
De richting van de luchtingang moet
zo mogelijk met de hoofdwindrichting
overeenstemmen, de lucht mag dus niet tegen
de wind worden aangezogen.
Gazons en beplantingen kunnen helpen om de
verspreiding van het geluid te verminderen.
De geluidsuitbreiding kan door dichte
palissaden e.d. worden gereduceerd.
De opstelling op grote resonerende vloeren
(bijv. tegels) en tussen reflecterende
gebouwmuren moet worden vermeden, omdat
ze een verhoging van het geluidsdrukniveau
kunnen veroorzaken.
Er moet op worden gelet dat door de
bodemplaat van de warmtepomp en door de
installatieopening geen geluid naar buiten
kan treden.
Het geluidvermogensniveau bij
buitenopstelling bedraagt 65 dB(A).
Als de warmtepomp alleen op een
streepfundering is geplaatst, moeten de open
funderingszijden dicht worden afgesloten.
3.2.2 Binnenopstelling
De warmtepompen WPL 10 I en WPL
10 IK zijn bedoeld voor opstelling in
lokalen, behalve in vochtige ruimtes.
1. De vier schroeven op het wegwerppallet
uitdraaien.
2. De ringen verwijderen.
3. Voor het toestel van het pallet wordt
genomen, de toestelvoeten (1) in afb. 7 uit
het toebehoren nemen en volledig in het
toestel schroeven.
4. Het toestel van het pallet nemen en
plaatsen.
Om de plaatsing te vergemakkelijken,
kunnen de bijgeleverde glijschoenen (2)
worden gebruikt.
5. Het toestel horizontaal uitlijnen door de
voeten te verdraaien.
De ruimte waarin het toestel moet worden
opgesteld, moet aan volgende voorwaarden
voldoen:
z Vorstvrij.
z Stevige vloer (het gewicht van het toestel is
vermeld in de technische gegevens).
z Horizontale, effen en stevige ondergrond.
z Bij zwevende vloeren moeten, met het
oog op een geluidsarme werking van
de warmtepomp, de vloer en de isolatie
rond de opstelplaats van de warmtepomp
worden uitgespaard (afb. 8).