•
Installeer de niveauschakelaar voor inschakelen,
zodat de pomp op het vereiste niveau wordt
ingeschakeld. De pomp moet altijd inschakelen
voordat het vloeistofniveau de onderste
instroomleiding bereikt.
•
Installeer de alarmschakelaar voor hoog niveau
altijd ongeveer 10 cm boven de niveauschakelaar
voor inschakelen. Het alarm moet echter altijd
worden gegeven voordat het vloeistofniveau de
instroomleiding bereikt.
Zie de installatie- en bedieningsinstructies van de
geselecteerde niveauregelaars voor verdere
instellingen en informatie.
5.2 Motorbeveiliging
Alle pompen worden geleverd met 10 meter kabel en
een vrij kabeluiteinde.
APG pompen van 4,8 kW en meer zijn voorbereid op
ster-driehoek inschakeling, aangezien beide uiteinden
van de motorwikkelingen toegankelijk zijn via de
motorkabel.
•
T1 en T3 worden aangesloten op de standaard
set bi-metalen schakelaars.
•
T1 en T2 zijn aangesloten op de extra set
temperatuursensoren in explosieveilige
pompen. T2 wordt niet gebruikt in
standaarduitvoering, alleen voor APG op speciaal
verzoek.
•
S1 en S2 zijn aangesloten op een vochtsensor in
de oliekamer.
Gerelateerde informatie
5.2.1 Temperatuursensoren (in de
statorwikkelingen)
5.2.1 Temperatuursensoren (in de
statorwikkelingen)
Alle pompen hebben geïntegreerde
temperatuursensoren in de statorwikkelingen.
Niet-explosieveilige pompen hebben slechts één set
bi-metalen schakelaars.
Explosieveilige pompen hebben twee sets
temperatuursensoren. De extra sensoren gaan open
wanneer de temperatuur ongeveer 10 °C hoger is
dan de openingstemperatuur van standaard
sensoren. De extra set sensoren biedt aanvullende
bescherming tegen te hoge temperatuur in een
omgeving met mogelijk explosiegevaar.
De temperatuursensoren moeten worden
aangesloten op het veiligheidscircuit van de
motorbeveiliging via het temperatuurrelais (nr.
98123042).
De temperatuursensoren zijn aangesloten op de
signaalkabel en moeten worden aangesloten op het
afzonderlijke thermistorrelais in het veiligheidscircuit
van de pompregelaar.
De temperatuursensoren van pompen boven 1,6 kW
en driefasenmotoren zijn aangesloten op de
voedingskabel. Teneinde een automatische herstart
van de motor bij koeling (tot omgevingstemperatuur)
te waarborgen, moeten de draden die zijn
gemarkeerd met T1 en T3 worden aangesloten op
het veiligheidscircuit. Hetzelfde geldt voor de draden
die zijn gemarkeerd met T1 en T2 in explosieveilige
uitvoeringen.
Een losse motorbeveiliging/besturingskast
mag niet worden geïnstalleerd in een
omgeving met mogelijk explosiegevaar.
-X1
U1
V1
W1
U2
V2
W2
PE
gg
U1
V1
W1
U2
V2
W2
1
2
3
4
5
6
7
U1
V1
W1
U2
V2
W2
Aansluitschema, sensoren
T1
T3
S1
S2
PE
T1
T3
S1
S2
bf
b1
bk
bk
5
T1
T3
S1
S2
sw
b1
11