5. Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting van de pomp moet worden
uitgevoerd volgens de lokale voorschriften.
De bedrijfspanning en -frequentie staan vermeld op
het typeplaatje. Spanningstolerantie: ± 10% van de
spanning op het typeplaatje. Controleer of de motor
geschikt is voor de voedingsspanning die aanwezig is
op de installatielocatie.
GEVAAR
Elektrische schok
Dood of ernstig persoonlijk letsel
‐
Sluit de pomp aan op een externe
hoofdschakelaar die zorgt voor
scheiding van alle polen met een
contactscheiding overeenkomstig EN
60204-1.
‐
Het moet mogelijk zijn om de
netschakelaar in positie 0 vast te
zetten. Type en eisen zoals
gespecificeerd in EN 60204-1.
De permanente opstelling moet worden
voorzien van een aardlekschakelaar.
Zorg dat er ten minste 3 meter vrije kabel
is boven het maximale vloeistofniveau.
GEVAAR
Elektrische schok
Dood of ernstig persoonlijk letsel
‐
Als de voedingskabel beschadigd is,
moet deze worden vervangen door de
fabrikant, een serviceagent of een
persoon met vergelijkbare kwalificaties.
Stel de motorbeveiliging in op de nominale
stroom van de pomp. De nominale stroom
staat vermeld op het typeplaatje.
De voedingsspanning en -frequentie staan vermeld
op het typeplaatje. Zorg ervoor dat de
voedingsspanning ter plekke van de opstelling
geschikt is voor de pompmotor.
Alle pompen worden geleverd met een kabel van 10
meter en een vrij kabeluiteinde.
GEVAAR
Elektrische schok
Dood of ernstig persoonlijk letsel
‐
Voorafgaand aan de eerste
inschakeling dient u de kabel te
controleren op zichtbare defecten om
kortsluiting te voorkomen.
10
De pompen moeten op een van de volgende
apparaten worden aangesloten:
•
een besturingseenheid met motorbeveiliging,
zoals de Grundfos CU 100
•
Grundfos LC 231 of 241 pompregelaar.
Pompen kunnen niet worden bediend met
een frequentieomvormer.
5.1 Niveauregelaars
Het vloeistofniveau kan worden geregeld door de
Grundfos LC niveauregelaars.
Geschikte niveauregelaars:
•
LC 231: compacte oplossing met gecertificeerde
motorbeveiliging voor uitvoeringen met enkele en
dubbele pomp.
•
LC 241: kastoplossing die modulariteit en
maatwerk biedt voor uitvoeringen met enkele en
dubbele pomp.
In de volgende beschrijving kunnen
"niveauschakelaars" belvormige
niveaumelders, vlotterschakelaars of elektroden zijn,
afhankelijk van de geselecteerde pompregelaar.
Afhankelijk van de beveiligingsniveaus en het aantal
pompen kunnen niveauschakelaars worden gebruikt
in de volgende opstellingen:
•
Drooglopen (optioneel)
•
Stoppen
•
Start pomp 1 (versie met één pomp)
•
Start pomp 2 (uitvoering met twee pompen)
•
Hoog niveau (optioneel)
Er kunnen analoge niveau-opnemers worden gebruikt
en alle niveaus kunnen worden aangepast. Er kunnen
niveauschakelaars worden gebruikt met niveau-
opnemers, voor droogloopbeveiliging en
hoogwateralarm.
De pomp mag niet drooglopen. Installeer
een extra niveauschakelaar om er zeker
van te zijn dat de pomp wordt
uitgeschakeld in het geval dat de
uitschakelniveauschakelaar niet werkt.
5.1.1 Niveauschakelaars installeren
Let op de volgende punten bij het installeren van de
niveauschakelaars:
•
Om aanzuiging van lucht en trillingen te
voorkomen, installeert u de
uitschakelniveauschakelaar zodat de pomp wordt
uitgeschakeld voordat het vloeistofniveau wordt
verlaagd tot in het midden van het motorhuis.