452160.69.24 · 07/2011 · Rei
Montage- en bedieningsrichtlijnen
WWP L 9 ID - WWP L 12 ID
8 Inbedrijfstelling
Bij een verwarmingswatertemperatuur van minder dan 7 °C is inbedrijfstelling niet mo-
gelijk. Het water in het bufferopslagvat moet met de 2e warmtegenerator tot minstens
18 °C verwarmd worden.
Vervolgens moet het volgende verloop worden gerespecteerd om de inbedrijfstelling
storingsvrij te realiseren:
1. alle verbruikerkringen moeten worden gesloten.
2. Het waterdebiet van de warmtepomp moet gegarandeerd zijn.
3. Kies de bedrijfsmodus "Automatisch" op de manager.
4. In het menu "Speciale functies" moet het programma "Inbedrijfstelling" worden ge-
start.
5. Wacht tot er een teruglooptemperatuur van minimaal 25 °C bereikt is.
6. Vervolgens worden de afsluitventielen van de verwarmingskringen achtereenvol-
gens weer langzaam geopend en wel dusdanig dat het debiet verwarmingswater
door langzaam openen van de betreffende verwarmingskring constant verhoogd
wordt. De temperatuur van het verwarmingswater in de buffertank mag daarbij
niet onder de 20 °C zakken, om ontdooien van de warmtepomp te allen tijde mo-
gelijk te maken.
7. Wanneer alle verwarmingskringen volledig zijn geopend en een retourtemperatuur
van minstens 18 °C aangehouden wordt, is de inbedrijfstelling voltooid.
OPGELET!
Een werking van de warmtepomp met laag systeemtemperatuur kan tot een volledige
storing van de warmtepomp leiden. Na een langere stroomuitval is de boven genoemde
handelswijze voor de inbedrijfstelling toe te passen.
19