452160.69.24 · 07/2011 · Rei
Montage- en bedieningsrichtlijnen
WWP L 9 ID - WWP L 12 ID
7 Montage
Afb. 7.2:Voelerkenmerken Norm-NTC-2 volgens DIN 44574.
Buitentemperatuurvoeler
7.4.2 Montage van de buitentemperatuurvoeler
De temperatuurvoeler dient zo vastgemaakt te worden dat alle weersinvloeden gere-
gistreerd worden en de meetwaarde niet vervalst wordt.
aan de buitenwand van een verwarmde woonruimte en
mogelijk aan de noord resp. noordwestzijde aanbrengen
niet op een "beschutte plek" (bijv. in een muurnis of onder het balkon) monteren
niet in de buurt van ramen, deuren, afvoerluchtopeningen,
buitenlampen of warmtepomp aanbrengen
in geen enkel seizoen aan direct zonlicht blootstellen
Voelerleiding: Lengte max. 40 m; aderdoorsnede min. 0,75 mm²; buitendiameter van
de kabels 4-8 mm.
7.4.3 Montage van de aanlegvoeler
De montage van de aanlegvoeler is alleen noodzakelijk, indien deze onderdeel is van de
standaarduitrusting van de warmtepomp, maar niet ingebouwd zijn.
De aanlegvoeler kan als buisaanlegvoeler gemonteerd of in de dompelhuls van de
compactverdeler geplaatst worden.
Montage buisaanlegvoeler
Ontdoe de verwarmingsbuis van lak, roest en tonder
Bestrijk het gereinigde oppervlak met warmtegeleidende pasta (dun aanbrengen)
Maak de voeler met de slangklem vast (trek goed vast, een losse voeler leidt tot fou-
tieve werking) en zorg voor thermische isolatie
15