De juiste temperatuur
Het instellen van de tempera-
tuur
De temperaturen voor de koel- en diep-
vrieszone kunt u centraal met behulp
van de temperatuurregelaar in de koel-
zone instellen.
Draai de temperatuurregelaar op
een stand tussen de 1 en de 7.
Hoe hoger de stand aan de tempera-
tuurregelaar, des te lager de tempera-
tuur in het apparaat.
Wij adviseren één van de middelste
standen.
Als er in de diepvrieszone diepvries-
producten liggen en de vereiste lage
temperaturen gewaarborgd moeten blij-
ven, is een instelling van 4 tot 7 aan te
raden.
Deze instelling raden wij ook aan wan-
neer de deur van het apparaat zeer
vaak geopend wordt, grote hoeveelhe-
den levensmiddelen in de koelruimte
worden gelegd of de omgevingstempe-
ratuur zeer hoog is.
12
Temperatuuraanduiding
De thermometer op de diepvrieslade
geeft de hoogste temperatuur van de
ingevroren producten aan.
De thermometer is zo geconstrueerd
dat hij alleen onder de 0 °C preciese
temperaturen kan aangeven.
Wanneer u met behulp van de tempera-
tuurregelaar een andere temperatuur
heeft ingesteld, controleer dan de ther-
mometer na ca. 6 uur wanneer de diep-
vrieszone lang niet vol is en na ca. 24
uur wanneer deze zone wel helemaal
vol is.
Pas dan is de echte diepvrieszonetem-
peratuur bereikt.
Is de temperatuur na deze tijd te laag
of te hoog, zet de temperatuurregelaar
dan opnieuw op een andere stand.
Een temperatuur van boven de - 18 °C
is geen probleem wanneer u:
– het apparaat in gebruik neemt;
– de deur van het apparaat een keer
vrij lang geopend houdt, bijv. om
een vrij grote hoeveelheid verse pro-
ducten of diepvriesproducten in de
diepvrieszone te leggen of een vrij
grote hoeveelheid ingevroren pro-
ducten of diepvriesproducten uit de
diepvrieszone te halen;
– verse levensmiddelen invriest.
Is de temperatuur vrij lange tijd hoger
dan -18 °C, controleer dan of de inge-
vroren levensmiddelen geheel of ge-
deeltelijk zijn ontdooid. Is dat het geval,
verbruik deze levensmiddelen dan zo
snel mogelijk.