7 Inbedrijfstelling
83315307 1/2020-05 La
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Lucht/water-warmtepomp WWP LB 12-A R en WWP LB 20-A R (binnenunit)
7 Inbedrijfstelling
7.1 Voorwaarden
De inbedrijfstelling mag enkel door gekwalificeerde vaklui uitgevoerd worden.
De inbedrijfstelling mag pas na de volledige installatie, drukcontrole van de
koelmiddelleiding en dichtheidscontrole van het koelcircuit uitgevoerd worden.
Enkel een correct uitgevoerde inbedrijfstelling garandeert de bedrijfszekerheid.
Voor de inbedrijfstelling ervoor zorgen dat:
alle montage- en installatiewerken correct uitgevoerd zijn;
toestel en installatie met medium gevuld en ontlucht zijn;
teruglooptemperaturen van minstens 18 °C in alle open stookkringen
aangehouden worden;
er afname van warmte of koude is;
de transportbeveiliging op de binnenunit verwijderd is;
de kogelkranen op de binnen- en buitenunit geopend zijn.
Andere installatiegebonden controles kunnen noodzakelijk zijn. Let hierbij op de
bedieningsvoorschriften van de verschillende installatiecomponenten.
98-144