Onderhoud / Vervanging
7.3
Aandrijfelektronica vervangen
32
De vacuümpomp uitschakelen, op atmosferische druk beluchten en laten afkoelen.
De vacuümpomp indien nodig uit de installatie verwijderen.
De flensopeningen afsluiten met de oorspronkelijke beschermkappen.
De turbopomp op de gesloten hoogvacuümflens zetten.
55
6
73
Fig. 13: Montage / demontage van bedrijfsvloeistofreservoir
6
Afsluitdeksel
7
Bedrijfsvloeistofreservoir
De binnenzeskantschroeven (3x) van het deksel aan de onderkant van de turbopomp
losdraaien en verwijderen.
Het deksel verwijderen. Let op de O-ring!
Het bedrijfsvloeistofreservoir uit de houder verwijderen.
De Poroplast-staven (9x) met behulp van een pincet verwijderen.
De verontreinigingen van de turbopomp en het deksel met een schone, pluisvrije doek
verwijderen. Geen reinigingsvloeistof gebruiken!
De nieuwe Poroplast-staven (9x) met behulp van een pincet aanbrengen.
Nieuw bedrijfsmiddelreservoir met de viltzijde in de richting van de spuitpunt in de la-
gerfitting van de turbopomp plaatsen.
Het bedrijfsvloeistofreservoir kan bij HiPace turbopompen tot aan de aanslag in de
houder worden geïnstalleerd.
Het deksel met een nieuwe O-ring vastschroeven.
– Aanhaalmoment: 2.5 Nm.
Schade aan pomp en aandrijving
Ook na het uitschakelen van de netvoeding levert de nalopende pomp elektrische ener-
gie. Er bestaat gevaar voor kortsluiting bij het vroegtijdig scheiden van de pomp en de
aandrijfelektronica.
De aandrijfelektronica van de pomp nooit uitschakelen tijdens een bestaande netver-
binding of lopende rotor.
7
15
7a
Poroplast-staaf
15
Spuitpunt
LET OP
7a
55
Inbusschroef
73
O-ring