Bediening van het roterend voorzetstuk
Werkingsprincipe voorzetstuk
A—Verzameltrommel
B—Invoerstangen
C—Tandenrij
Het voorzetstuk is in principe ontworpen voor het oogsten
van mais. Desondanks kan het voorzetstuk ook worden
gebruikt voor wholecrop silage, alfalfa, koolzaad, bonen,
gierst, zonnebloemen en andere stengelplanten.
Het snijsysteem maakt het mogelijk het gewas vanuit
iedere willekeurige richting te oogsten. Het maakt niet uit
hoe het gewas wordt benaderd — het kan evenwijdig,
onder rechte hoeken of indien gewenst onder een schuine
hoek worden benaderd.
Geen enkele stengel ontsnapt aan het gebied dat
door de roterende messen wordt bestreken. De snel
roterende messen (K) snijden alle stengels af binnen
de werkbreedte. De stengels passeren de langzaam
draaiende verzameltrommels (A) via de invoerstangen
D—Gewas in lengterichting
E—Invoertrommels
F— Geleidingstanden
301
G—Dwarsgeplaatste
invoertrommels
H—Geleiders en afstrijkers
I— Invoertanden
(B). De stengel wordt gegrepen door de tandenrij (C), net
als bij een grijper.
Door de voorwaartse beweging van de verzameltrommel
(A) wordt het gewas tegen de invoertanden (I) gedrukt,
waardoor de stengels via de geleiders en afstrijkers
(H) naar de invoertrommel (E) worden meegevoerd.
De dwarsgeplaatste invoertrommels (G) duwen de
stengels van de linker en rechter secties achter de
verzameltrommels (A) langs. Hier komen de stengels in
contact met de invoertanden (F).
Vanaf hier worden de stengels in een constante en
compacte stroom in richting (D) naar de invoerrollen van
de veldhakselaar geleid.
K—Roterend mes
OUCC002,0002662 1811APR071/1
041910
PN=53