Gewasinvoergedeelte
Verbinding tussen afstrijker en geleider
Afstrijker (A) en geleider (B) dienen zodanig te worden
afgesteld dat de afstand (X) hiertussen 3 mm (0.12 in.)
niet overschrijdt.
Om een constante gewasstroom te garanderen dient
geleider (B) ca. 2 mm (0.08 in.) achter afstrijker (A) te
staan. De tanden dienen met een constante afstand tot
de randen door de ruimte tussen afstrijker en geleider
te lopen.
A—Afstrijker
B—Geleider
Tanden op dwarsgeplaatste invoertrommel
(345, 360 en 375)
De tanden (B) op dwarsgeplaatste invoertrommel (A)
dienen op een constante hoogte door de geleideopening
in de geleider (C) te lopen.
Sommige tandenrijen zijn voorzien van een aangelaste
ruimer (D). Hierdoor wordt het invoergedeelte van de
geleider gereinigd. De ruimte (X) tussen het uiteinde van
de ruimer (D) en de rand van de geleider (C) mag niet
groter zijn dan 2 mm (0.08 in.).
Een ophoping van plantenresten in de ruimers duidt op
een slechte afstelling of slijtage van de ruimeruiteinden.
De ruimers zijn gemaakt van speciaal versterkt staal en
kunnen door oplassen met staalelektrodes weer in hun
originele staat worden gebracht.
Afstrijker op invoertrommels
De afstrijker (B) met geleideplaat (A) kan zodanig worden
gedraaid dat deze aansluit op de breedte van de invoerrol
van de veldhakselaar (zie "Kanaalbreedte instellen" in het
hoofdstuk "Aan en afkoppelen").
De tandenrijen (C) op de trommel dienen in het midden
van de opening in de afstrijker (B) te lopen.
De afstand (X) tussen de afstrijker en de wand van de
trommel mag niet groter zijn dan 5 mm (0.2 in.).
A—Geleideplaat
B—Afstrijker
Onderhoud
X—3 mm (0.12 in.)
C—Tanden
X—5 mm (0.2 in.)
5011
A—Invoertrommel
B—Tanden
C—Geleider
Vervolg op volgende pagina
OUCC002,00027ED 1818SEP071/4
D—Ruimer
X—2 mm (0.08 in.)
OUCC002,00027ED 1818SEP072/4
OUCC002,00027ED 1818SEP073/4
PN=107
041910