Bij het opstellingstype „nat" moet de machine altijd volledig ondergedompeld zijn, d.w.z. dat de
machine door transportmedium omgeven moet zijn.
Voor de optimale bedrijfsveiligheid raden we u daarom aan om een droogloopbeveiliging in te bou-
wen. Deze moet met behulp van vlotterschakelaars of elektroden worden gegarandeerd. De vlot-
terschakelaar/elektrode wordt in de schacht bevestigd en schakelt de machine bij het bereiken van
het minimale onderdompelingspeil uit.
Neem hierbij de aanwijzingen over het minimale onderdompelingspeil in
acht!
Als de droogloopbeveiliging bij sterk wisselende vulstanden slechts met
een vlotter of elektrode gerealiseerd wordt, bestaat de mogelijkheid dat
machine continu in- en uitschakelt!
Dit kan het gevolg hebben, dat de maximale inschakelingen van de
motor worden overschreden.
Bij het opstellingstype „transportabel" is geen droogloopbeveiliging nodig.
Bij deze mogelijkheid wordt de motor na het onderschrijden van het minimale onderdompelingspeil
uitgeschakeld en bij voldoende waterpeil met de hand weer ingeschakeld.
Met een tweede schakelpunt (extra vlotter of elektrode) wordt er voldoende verschil tussen uit-
schakelpunt en inschakelpunt gerealiseerd. Daarmee wordt een constant schakelen voorkomen.
Deze functie kan met een niveauregelrelais worden gerealiseerd.
Max. waterstand
Min. waterstand
Afb. 5-4:
Niveauregeling met een en twee vlotterschakelaars
E:\shares\Baprod\BA\subtec_m\contractor\nl\ks\installation.fm
Vlotterschakelaar „oben"
Vlotterschakelaar „unten"
Opstelling
Droogloopbeveiliging
Problemen oplossen
Met de hand achteruitzetten
Separaat herinschakelpunt
5-5