9
Onderhoud en reparatie
1. Controleer de drijfstangen.
2. Draai de roerkop met de hand in de draairichting van de strooischijf. Zie
Afbeelding
3. Draai de roerkop met de hand zonder hulp van een oliefilterband krachtig te-
gen de draairichting in van de strooischijf. Zie
Als door de controle geen oorzaak kan worden gevonden, wendt u zich
voor verder onderzoek tot uw vakwerkplaats.
Roerkop op slijtage of beschadiging controleren:
Controleer de vingers van de roe-
kop op slijtage.
96
Drijfstangen mogen geen scheuren of andere beschadigingen vertonen.
Scharnierlagering op slijtage controleren.
Werking van alle beveiligingselementen op de scharnierplaatsen contro-
leren.
9.8.
De roerkop moet zich laten ronddraaien.
Als de roerkop niet rondgedraaid kan worden, dient deze te worden ver-
vangen.
De roerkop moet klemmen.
Als de roerkop kan rondgedraaid worden, dient deze te worden vervan-
gen.
De lengte van de vingers mag
het slijtagebereik (Z) niet on-
derschrijden.
De vingers mogen niet verbo-
gen zijn.
Afbeelding
Afb. 9.9:
Slijtagebereik van de roer-
kop
9.8.