Pagina 1
GEBRUIKSAANWIJZING Vóór inbedrijfstelling zorgvuldig doorle- zen! Bewaren voor toekomstig gebruik Deze gebruiksaanwijzing/montage- handleiding is een deel van de machi- ne. Leveranciers van nieuwe en gebruikte machines zijn verplicht, om schriftelijk te documenteren dat de ge- bruiksaanwijzing/ montagehandlei- Originele gebruiksaanwijzing ding met de machine geleverd en aan 5902344- -nl-1117 de klant overhandigd werd.
Pagina 2
Heeft u verder nog vragen, dan beantwoorden wij deze graag. Met vriendelijke groet, RAUCH Landmaschinenfabrik GmbH...
Inhoud Voorwoord Gebruik volgens de voorschriften Aanwijzingen voor de gebruiker Over deze gebruiksaanwijzing......... . 3 Opbouw van de gebruiksaanwijzing .
Pagina 4
Inhoud Technische gegevens Fabrikant ............21 Beschrijving van de machine .
Pagina 5
Inhoud Inbedrijfstelling Overname van de machine ......... . . 41 Eisen aan de tractor.
Pagina 6
Inhoud Strooibedrijf Veiligheid ............77 Gebruiksaanwijzing voor het strooibedrijf.
Pagina 7
Inhoud 11 Afdanking 11.1 Veiligheid ............127 11.2 Afdanking.
Gebruik volgens de voorschriften Gebruik volgens de voorschriften De schotelstrooiers voor minerale mest van de serie AXIS enkel overeenkomstig de opgaven in deze gebruiksaanwijzing gebruiken. De schotelstrooiers voor minerale mest van de serie AXIS zijn gebouwd voor een gebruik volgens bestemming. Ze mogen uitsluitend voor het aanbrengen van droge, korrelige en kristal- lijne meststoffen, zaaigoed en slakkenkorrels worden ingezet.
Aanwijzingen voor de gebruiker Aanwijzingen voor de gebruiker Over deze gebruiksaanwijzing Deze gebruiksaanwijzing is bestanddeel van de machine. De gebruikshandleiding bevat belangrijke aanwijzingen voor een veilig, deskun- dig en economisch gebruik en onderhoud van de machine. Het naleven ervan helpt gevaren te vermijden, reparatiekosten en uitvaltijden te verminderen en de betrouwbaarheid en levensduur van de machine te verhogen.
Aanwijzingen voor de gebruiker Aanwijzingen voor de tekstweergave 2.3.1 Instructies en aanwijzingen Door bedieningspersoneel uit te voeren handelingen zijn weergegeven als ge- nummerde lijst. 1. Handelingsinstructie stap 1 2. Handelingsinstructie stap 2 Instructies die slechts één enkele stap omvatten, worden niet genummerd. Dit geldt ook voor handelingen waarbij de volgorde waarin ze worden uitgevoerd, niet dwingend voorgeschreven is.
Veiligheid Veiligheid Algemene aanwijzingen Het hoofdstuk Veiligheid bevat fundamentele waarschuwingsaanwijzingen, werk- en verkeersveiligheidsvoorschriften voor de omgang met de aangebouwde machine. Het opvolgen van de aanwijzingen in dit hoofdstuk is van fundamenteel belang voor een veilige omgang met en een storingsvrij gebruik van de machine. Bovendien zijn in de andere hoofdstukken van deze gebruiksaanwijzing verdere waarschuwingen te vinden, die u eveneens nauwkeurig in acht dient te nemen.
Pagina 14
Veiligheid Gevarenniveaus van de waarschuwingen Het gevarenniveau wordt door het signaalwoord aangegeven. De gevarenni- veaus zijn als volgt geclassificeerd: n GEVAAR Soort en bron van gevaar Deze waarschuwing waarschuwt voor een onmiddellijk dreigend gevaar voor de gezondheid en het leven van personen. Veronachtzaming van deze waarschuwingen leidt tot zeer ernstig letsel, ook met dodelijke afloop.
Veiligheid Veiligheid van de machine - algemeen De machine is gebouwd volgens de actuele stand van de techniek en de erkende technische voorschriften. Toch kunnen bij het gebruik en het onderhoud ervan gevaren voor de gezondheid en voor lijf en leven van gebruiker of derden resp. beschadigingen van de machine en andere materiële zaken ontstaan.
Veiligheid 3.4.3 Ongevallenpreventie De veiligheids- en ongevallenpreventievoorschriften zijn in ieder land wettelijk ge- regeld. Voor het naleven van de in het desbetreffende land geldende voorschrif- ten is de exploitant van de machine verantwoordelijk. Neem bovendien nog goed nota van de volgende aanwijzingen: Laat de machine nooit zonder toezicht werken.
Veiligheid Verkeren de strooischijven en hun bevestigingen in ordentelijke toestand? Is het beschermrooster in het reservoir gesloten en vastgeschroefd? Ligt de testmaat van de vergrendeling op de juiste plaats volgens de voor- schriften? Zie Afb. 10.10 Pagina 112.
Veiligheid 3.5.5 Lopend bedrijf Bij functiestoringen van de machine moet u de machine onmiddellijk stilzetten en beveiligen. Laat de storingen direct verhelpen door hiervoor gekwalifi- ceerd personeel. Stap nooit bij ingeschakelde strooi-inrichting op de machine. Gebruik de machine alleen met gesloten beschermroosters in het reservoir. ...
Veiligheid Vermijd verontreinigingen van de hydraulische kringloop. Hang de koppelin- gen altijd in de daarvoor bestemde houders. Gebruik de stofkappen. Maak de verbindingen vóór het koppelen schoon. Controleer de hydraulische componenten en hydraulische slangleidingen re- gelmatig op mechanische defecten, bijv. snij- en schuurplekken, beknellin- gen, knikken, scheurvorming, poreusheid enz.
Veiligheid 3.8.3 Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden Zet vóór alle reinigings-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden alsmede bij het verhelpen van storingen de motor van de trekker uit. Wacht totdat alle draaiende delen van de machine tot stilstand zijn gekomen. Zorg ervoor dat niemand de machine onbevoegd kan inschakelen. Verwijder ...
Veiligheid Verkeersveiligheid Bij het rijden op de openbare weg moet de trekker met aangebouwde machine voldoen aan de verkeersvoorschriften van het betreffende land. Voor het naleven van deze voorschriften zijn de houder en de chauffeur van het voertuig verant- woordelijk. 3.9.1 Controles vóór aanvang van de rit De controle bij het vertrek is een belangrijke bijdrage aan de verkeersveiligheid.
Veiligheid [1] Aftakasbescherming Afb. 3.4: Aftakas 3.10.2 Functie van de veiligheidsinrichtingen De veiligheidsinrichtingen beschermen uw gezondheid en uw leven. Vergewis u er vóór werkzaamheden met de machine van dat de veiligheids- inrichtingen goed functioneren. Gebruik de machine alleen met werkzame veiligheidsinrichtingen. ...
Veiligheid 3.11 Stickers - waarschuwing en instructie Op de machine zijn verscheidene waarschuwingen en instructies aangebracht (voor de positie op de machine zie 3.10: Veiligheidsinrichtingen op de machine, pagina De waarschuwingen en instructies maken deel uit van de machine. Ze mogen niet worden verwijderd of gewijzigd.
Veiligheid Gevaar voor beknelling door bewegende delen Gevaar voor afhakken van lichaamsdelen Het is verboden met de hand in de gevarenzone van de do- seerschuif te komen. Alvorens onderhoud, reparaties of instellingen uit te voeren, eerst de motor uitschakelen en de contactsleutel verwijde- ren.
Pagina 27
Veiligheid Verboden te beklimmen. Het is verboden op de stootbeugel te klimmen. Vergrendeling van beschermrooster De vergrendeling van het beschermrooster wordt bij het sluiten van het beschermrooster in de voorraadbak automatisch geactiveerd. Deze kan alleen met een werktuig worden ontgren- deld.
Controleer bij de levering van uw machine of alle noodzakelijke plaatjes aanwe- zig zijn. Afhankelijk van het land van bestemming kunnen er extra plaatjes aan de machine zijn aangebracht. Rauch Landmaschinenfabrik GmbH Landstr. 14 * 76547 Sinzheim * Germany Brand RAUCH Serial No...
Technische gegevens 4.2.2 Drijfwerk voor de functie M EMC Afb. 4.3: Massastroomregeling door meting van het koppel van de strooischijven: AXIS-M 30.2/40.2 EMC [1] Toerentalsensor rechts (rijrichting) [2] Referentietoerentalsensor [3] Toerentalsensor links (rijrichting) 4.2.3 Roerwerk Afb. 4.4: Roerwerk [1] Doseerschuif...
Technische gegevens Machinegegevens 4.3.1 Varianten LET OP Enkele modellen zijn niet in alle landen leverbaar. Type AXIS 30.2/AXIS 40.2 AXIS 30.2 Functie Rijsnelheidafhankelijk strooien Massastroomregeling door weegcel- Stelmotor met elektrische afstands- bediening Enkelvoudig functionerende hydrauli- sche cilinder Enkelvoudig functionerende hydrauli- ...
Technische gegevens 4.3.2 Technische gegevens basisversie Afmetingen: Gegevens AXIS 30.2 AXIS 40.2 AXIS 30.2 EMC AXIS 40.2 EMC Totale breedte 240 cm Totale lengte 141,5 cm Vulhoogte 107 cm (basismachine) Afstand zwaartepunt van onderste hefarm 65,5 cm Vulbreedte 230 cm Werkbreedte 12 - 42 m Toerental aftakas...
Pagina 35
Technische gegevens Gegevens AXIS 30.2 W AXIS 40.2 W AXIS 30.2 EMC + W AXIS 40.2 EMC + W Totale breedte 240 cm Totale lengte 145 cm Vulhoogte 107 cm (basismachine) Afstand zwaartepunt van onderste hefarm 72,5 cm Vulbreedte 230 cm Werkbreedte 12 - 42 m Toerental aftakas...
Technische gegevens Gewichten en lasten: LET OP Het leeggewicht (massa) van de machine is al naargelang uitrusting en opzet- stukcombinatie verschillend. Het op het typeplaatje aangegeven leeggewicht (massa) geldt voor de standaarduitvoering. Gegevens AXIS 30.2 AXIS 30.2 W AXIS 40.2 AXIS 40.2 W Leeggewicht 335 kg...
Technische gegevens Lijst met de leverbare speciale uitrustingen LET OP Wij adviseren u de uitrustingen door uw handelaar of uw erkende werkkrachten op de basismachine te laten monteren. LET OP De beschikbare speciale uitrustingen zijn afhankelijk van het land waar de ma- chine gebruikt wordt en zijn hier niet volledig opgesomd.
Technische gegevens 4.4.3 Aanvulling op het afdekzeil Voor de opzetstukken L603 en XL1103 zijn bijkomend bij de afdekzeilen aanvul- lingen op de afdekzeilen vereist. Aanvulling op het afdekzeil Toepassing APE-L 25, klapbaar Opzetstuk: L603 APE-XL 25, klapbaar Opzetstuk: XL1103 ...
Technische gegevens 4.4.9 Extra verlichting De machine kan worden uitgerust met extra verlichting. Verlichting Toepassing BLF 25.2 Verlichting naar voren met waarschuwingsbord voor brede opzetstukken BLF (Alleen voor Frankrijk) Verlichting naar voren zonder waarschuwingsbord voor brede opzetstukken ...
Technische gegevens 4.4.12 Grensstrooi-inrichting GSE 30 Begrenzing van de strooibreedte (naar keuze rechts of links) in de zone tussen ca. 0 m en 3 m van het midden van de tractor tot de buitenste rand van het veld. De naar de veldrand wijzende doseerschuif is gesloten. Voor het grensstrooien de grensstrooi-inrichting naar beneden klappen.
Technische gegevens 4.4.17 Mestidentificatiesysteem DIS Snelle en ongecompliceerde bepaling van de strooi-instellingen bij onbekende meststoffen. 4.4.18 Strooitabellenboek De nieuwste strooitabelllen kunnen op elk moment online of via de Fertilizer- Chart-app worden opgeroepen. Als u toch een printversie van de strooitabellen nodig heeft, dan kunt u deze bij uw dealer/importeur bestellen.
Aslastberekening Aslastberekening n VOORSICHTIG Gevaar voor overbelasting De aanbouw van apparaten bij de driepuntsophanging voor en achter mag niet leiden tot een overschrijding van het toegestane totaalgewicht. De vooras van de trekker moet altijd met ten minste 20 % van het leeggewicht van de trekker zijn belast. ...
Pagina 44
Aslastberekening Achteraanbouwapparaat resp. voor- achtercombinaties Berekening van de minimale ballast vooraan G • • • • V min – 0 2 T --------------------------------------------------------------------------------------------- Vmin Noteer de berekende minimale ballast in de tabel. Vooraanbouwapparaat Berekening van de minimale ballast achteraan G H min •...
Aslastberekening Draagvermogen banden Noteer de dubbele waarde (twee banden) van het toegestane draagvermogen van de banden (zie bijv. documentatie van de bandenfabrikant) in de tabel. Tabel aslasten: Daadwerkelijke Toegestane waar- Dubbel toegestaan waarde volgens be- de volgens ge- draagvermogen rekening bruiksaanwijzing van de banden (twee banden)
Transport zonder trekker Transport zonder trekker Algemene veiligheidsaanwijzingen Vóór het transport van de machine moet u op de volgende aanwijzingen letten: Zonder trekker de machine alleen met lege voorraadbak transporteren. Enkel geschikte en geïnstrueerde personen die uitdrukkelijk daartoe de op- ...
Inbedrijfstelling Inbedrijfstelling Overname van de machine Controleer bij de overname van de machine de volledigheid van de levering. Bij de standaard levering horen: 1 schotelstrooier voor minerale mest van de serie AXIS 1 gebruiksaanwijzing AXIS 30.2/40.2 1 afdraaiproefset bestaande uit glijbaan ...
Inbedrijfstelling Eisen aan de tractor Om de machine van de serie AXIS veilig en volgens de voorschriften te gebrui- ken, moet de tractor de noodzakelijke mechanische, hydraulische en elektrische voorwaarden vervullen. Aftakasaansluiting : 1 3/8 inch, 6-delig, 540 omw./min., Olietoevoer: max.
Pagina 51
Inbedrijfstelling Aanbouw: 1. Bescherming van de tand- wielpen verwijderen en de tandwielpen invetten. 2. Aftakas op de tandwielpen steken. Afb. 7.2: Aftakas op de tandwielpen steken 3. Zeskantschroef en moer met sleutel SW 17 aanspannen (max. 35 Nm). Afb. 7.3: Aftakas bevestigen...
Pagina 52
Inbedrijfstelling 4. Aftakasbescherming met slangklem over de aftakas schuiven en tegen de drijf- werkhals aanleggen (niet aanspannen). 5. Aftakasbescherming in de blokkeerpositie draaien. Afb. 7.4: Aftakasbescherming aanleggen 6. Arrêteerschroef aanspan- nen. 7. Slangklem aanspannen. Afb. 7.5: Beveiliging cardanas vastzetten.
Pagina 53
Inbedrijfstelling Instructies voor demontage: Demontage van de aftakas in omgekeerde volgorde als montage. Gebruik de ophangketting nooit voor het ophangen van de aftakas. Gedemonteerde cardanas steeds in de voorziene houder [2] leggen. Afb. 7.6. Afb. 7.6: Wegleggen van de kabels en hydraulische slangen [1] Houder slangen en kabels [2] Houder aftakas...
Inbedrijfstelling Machine aan de trekker aanbouwen 7.4.1 Voorwaarden n GEVAAR Levensgevaar door ongeschikte trekker Het gebruik van een ongeschikte trekker voor de machine kan tot zeer zware ongevallen bij gebruik en transportrit leiden. Enkel trekkers gebruiken die aan de technische vereisten van de machine beantwoorden.
Inbedrijfstelling 7.4.2 Aanbouw n GEVAAR Levensgevaar door onachtzaamheid of verkeerde bediening Er bestaat levensgevaar door beknelling voor personen die zich bij het manoeuvreren met de trekker of bij het bedienen van de hydraulica tussen trekker en machine bevinden. De trekker kan door onachtzaamheid of verkeerde bediening te laat of helemaal niet worden afgeremd.
Inbedrijfstelling Instructies bij de aanbouw Aansluiting op de tractor met cat. III alleen met de afstandsmaat cat. II aan- bouwen. Verloopmoffen plaatsen. Borg de bouten van de onderste en bovenste hefarm met de daarvoor be- stemde klapspieën of veerstekkers. De machine overeenkomstig de gegevens in de strooitabel aanbouwen.
Pagina 57
Inbedrijfstelling n VOORSICHTIG Materiële schade door te lange cardanas Bij het heffen van de machine kunnen de helften van de cardanas in elkaar staan. Dit veroorzaakt schade aan de cardanas, het drijfwerk of de machine. Controleer de vrije ruimte tussen machine en trekker. ...
Inbedrijfstelling Schuifbediening aansluiten 7.5.1 Hydraulische schuifbediening aansluiten: Variant K/D Eisen aan de trekker Variant K: Twee enkelvoudig werkende stuurventielen Variant D: Twee dubbel werkende stuurventielen Functie De openingsschuiven worden door twee hydraulische cilinders gescheiden be- diend. De hydraulische cilinders zijn via hydraulische slangen met de schuifbe- diening in de trekker verbonden.
Inbedrijfstelling 7.5.2 Hydraulische schuifbediening aansluiten: Variant R Instructies voor het aansluiten van een tweewegseenheid De tweewegseenheid: is standaard bij de variant R aangesloten. is bij de variant K als speciale uitrusting verkrijgbaar. Eisen aan de trekker Eén enkelvoudig functionerend stuurventiel ...
Inbedrijfstelling Aanbouw 1. Hydraulische installatie drukloos maken. 2. Slangen uit de houders aan het frame van de machine nemen. 3. Slangen in de desbetreffende koppelingen van de trekker steken. LET OP Variant R Vóór langere transportritten of tijdens het vullen de beide kogelkranen aan de tweewegseenheid sluiten.
Inbedrijfstelling Aanbouwhoogte vooraf instellen 7.6.1 Veiligheid n GEVAAR Beknellingsgevaar door neervallen van de machine Wanneer de helften van de bovenste hefarm per ongeluk volledig uit elkaar worden gedraaid, kan de bovenste hefarm de trekkrach- ten van de machine niet meer opnemen. Dan kan de machine met een klap achterovervallen of neervallen.
Inbedrijfstelling 7.6.2 Maximaal toegestane aanbouwhoogte voor (V) en achter (H) De maximaal toegestane aanbouwhoogte (V + H) altijd vanaf de grond tot de onderkant van het frame meten. Afb. 7.9: Maximaal toegestane aanbouwhoogte V en H in de normale en late bemesting De maximaal toegestane aanbouwhoogte hangt van de volgende factoren af: Normale bemesting of late bemesting.
Inbedrijfstelling 7.6.3 Aanbouwhoogte A en B volgens strooitabel De aanbouwhoogte van de strooitabel (A en B) altijd op het veld vanaf de boven- kant van het gewas tot de onderkant van het frame meten. LET OP De waarden van A en B vindt u in de strooitabel. Instelling van de aanbouwhoogte in de normale bemesting Voorwaarden: De machine is aan het hoogste aankoppelpunt van de bovenste hefarm aan...
Pagina 64
Inbedrijfstelling Afb. 7.10: Aanbouwpositie en -hoogte in de normale bemesting In principe geldt: A + gewas ≤ V Max. 1040 mm B + gewas ≤ H Max. 1040 mm 3. Wanneer in de normale bemesting de machine de maximaal toegestane aan- bouwhoogte overschrijdt of de aanbouwhoogte A en B niet meer bereikt kan worden: machine volgens de waarden voor late bemesting aanbouwen.
Pagina 65
Inbedrijfstelling Instelling van de aanbouwhoogte in de late bemesting Voorwaarden: De machine is aan het hoogste aankoppelpunt van de bovenste hefarm aan de tractor aangebouwd. De onderste hefarm van de tractor is aan het bovenste koppelpunt voor on- derste hefarmen van de machine aangebouwd.
Pagina 66
Inbedrijfstelling 3. Wanneer de hefhoogte van de tractor desalniettemin niet volstaat om de ge- wenste aanbouwhoogte in te stellen:het onderste koppelpunt voor onderste hefarmen van de machine gebruiken. LET OP Vergewis u ervan dat de door de tractor- of bovenste-hefarmfabrikant voorge- schreven maximale lengte van de bovenste hefarm niet overschreden wordt.
Inbedrijfstelling Machine vullen n GEVAAR Letselgevaar door lopende motor Bij het werken aan de machine bij een draaiende motor kunnen contact met het mechanisme en uitgeworpen kunstmest tot ern- stige verwondingen leiden. Motor van de trekker uitzetten. Contactsleutel verwijderen. ...
Inbedrijfstelling Gebruik van de strooitabel 7.8.1 Aanwijzingen bij de strooitabel De waarden in de strooitabel zijn op de testinstallatie van de fabrikant bepaald. De hiervoor gebruikte meststof werd bij de meststoffabrikant of in de handel aan- geschaft. Ervaringen tonen aan dat de meststof waarover u beschikt — zelfs bij een identieke benaming —...
Inbedrijfstelling Voorbeeld voor veldstrooien in de normale bemesting: Afb. 7.13: Veldstrooien in de normale bemesting Bij het veldstrooien in de normale bemesting ontstaat een symmetrisch strooi- beeld. Bij correcte strooierinstelling (zie gegevens in de strooitabel) wordt de meststof gelijkmatig verdeeld. Gegeven parameters: Meststofsoort: KAS BASF...
Pagina 70
Inbedrijfstelling Voorbeeld voor grensstrooien in de normale bemesting (standaarduitrusting TELIMAT of speciale uitrusting TELIMAT T 25): Afb. 7.14: Grensstrooien in de normale bemesting Bij het grensstrooien in de normale bemesting komt nagenoeg geen meststof over de veldgrens terecht. In dat geval moet een onderbemesting aan de veld- grens geaccepteerd worden.
Pagina 71
Inbedrijfstelling Voorbeeld voor kantstrooien in de normale bemesting (standaarduitrusting TELIMAT of speciale uitrusting TELIMAT T 25): Afb. 7.15: Kantstrooien bij de normale bemesting Het kantstrooien bij de normale bemesting is een meststofverdeling waarbij nog wat meststof over de veldgrens terechtkomt. Hierdoor ontstaat slechts een kleine onderbemesting aan de veldgrens.
Pagina 72
Inbedrijfstelling Voorbeeld voor veldstrooien in de late bemesting: Afb. 7.16: Veldstrooien in de late bemesting Bij het veldstrooien in de late bemesting ontstaat een symmetrisch strooibeeld. Bij correcte strooierinstelling (zie gegevens in de strooitabel) wordt de meststof gelijkmatig verdeeld. Gegeven parameters: Meststofsoort: KAS BASF Strooihoeveelheid:...
Pagina 73
Inbedrijfstelling Voorbeeld voor grensstrooien in de late bemesting (standaarduitrusting TELIMAT of speciale uitrusting TELIMAT T 25): Afb. 7.17: Grensstrooien bij de late bemesting Bij het grensstrooien in de late bemesting komt nagenoeg geen meststof over de veldgrens terecht. In dat geval moet een onderbemesting aan de veldgrens ge- accepteerd worden.
Pagina 74
Inbedrijfstelling Voorbeeld voor kantstrooien bij de late bemesting (standaarduitrusting TELIMAT of speciale uitrusting TELIMAT T 25): Afb. 7.18: Kantstrooien bij de late bemesting Het kantstrooien bij de late bemesting is een meststofverdeling waarbij nog wat meststof over de veldgrens terechtkomt. Hierdoor ontstaat slechts een kleine on- derbemesting aan de veldgrens.
Inbedrijfstelling Instelling van de speciale uitrusting grensstrooi-inrichting GSE De grensstrooi-inrichting is een inrichting ter begrenzing van de strooibreedte (naar keuze rechts of links) in de zone tussen ca. 0 m en 3 m van het midden van het tractorspoor tot de buitenste veldrand. De naar de veldrand wijzende doseerschuif sluiten.
Inbedrijfstelling Correctie van de strooibreedte De gegevens in de meegeleverde montagehandleiding zijn richtwaarden. Bij af- wijkingen van de meststofkwaliteit kan een correctie van de instelling vereist zijn. Ter verkleining van de strooibreedte sterker naar de strooischijf toe zwenken (lagere cijfers). Ter vergroting van de strooibreedte van de strooischijf weg zwenken.
Pagina 77
Inbedrijfstelling Afb. 7.20: TELIMAT instellen [A1] Vaststelmoer voor letterschaal [A2] Letterschaal voor grove instelling [B1] Vaststelmoer voor cijferschaal [B2] Cijferschaal voor fijnafstelling Grove instelling (letterschaal): De gehele TELIMAT-behuizing kan in geleidingen om het draaipunt van de strooischijf worden gezwenkt (letterschaal H tot Z). De letterschaal dient voor in- stelling van de TELIMAT-behuizing op de desbetreffende meststofsoort, werk- breedte en grensstrooitype (grens- of kantstrooien).
Inbedrijfstelling 7.10.2 Correctie van de strooibreedte De gegevens van de insteltabel zijn richtwaarden. Bij afwijkingen van de mest- stofkwaliteit kan een correctie van de instelling vereist zijn. Bij geringe afwijkingen volstaat meestal een correctie van de geleidingsplaten. Ter verkleining van de strooibreedte ten opzichte van de instelling volgens ...
Pagina 79
Inbedrijfstelling LET OP Bij gebruik van oudere stuurapparaten is lekkage mogelijk tijdens het grens- strooien. TELIMAT kan dan de reeds bereikte eindpositie (onderste positie) weer verlaten. Ter vermijding van strooifouten brengt u TELIMAT van tijd tot tijd weer in de eindpositie. Mechanische weergave van de strooipositie De mechanische weergave van de strooipositie bevindt zich in de rijrichting rechts onmiddellijk benevens TELIMAT.
Inbedrijfstelling 7.11 Instellingen bij niet vermelde meststoffen De instellingen voor meststoffen die niet in de strooitabel zijn vermeld, kunt u be- palen met de praktijkgerichte proefset (speciale uitrusting). LET OP Ter bepaling van de instellingen voor niet vermelde meststofsoorten, gelieve de bijkomende handleiding voor de praktijkgerichte proefset eveneens in acht te nemen.
Inbedrijfstelling 7.11.2 Een passage uitvoeren Opstelling: LET OP Wij bevelen het opstelplan tot een strooibreedte van 24 m aan. Een opstelplan voor grotere werkbreedten is bij de praktijktestset PPS5 gevoegd. Testoppervlak lengte: 60 tot 70 m 1/2x 1/2x Afb. 7.23: Opstelling voor één passage Eén passage voorbereiden: Kies uit de strooitabel een soortgelijke meststof en stel de strooier dienover- ...
Inbedrijfstelling Voer de strooitest uit met de voor het gebruik vastgestelde openingsstand: Rijsnelheid: 3 tot 4 km/u. Doseerschuiven 10 m vóór opvangschalen openen. Doseerschuiven ca. 30 m na opvangschalen sluiten. LET OP Mocht de in de opvangschalen opgevangen hoeveelheid te weinig zijn, herhaal dan de passage.
Pagina 83
Inbedrijfstelling Drie passages voorbereiden: Kies uit de strooitabel een soortgelijke meststof en stel de strooier dienover- eenkomstig in. De aanbouwhoogte van de machine overeenkomstig de opgaven uit de strooitabel instellen. Let erop, dat de aanbouwhoogte betrekking heeft op de bovenkanten van de opvangschalen.
Inbedrijfstelling 7.11.4 Resultaten evalueren en eventueel corrigeren: Inhoud van de achter elkaar liggende opvangschalen bijeen schudden en vanaf links in de meetbuizen gieten. Lees de kwaliteit van de dwarsverdeling af bij het vulpeil van de drie meetbui- zen. 100% 100% 100%...
Pagina 85
Inbedrijfstelling Testre- Meststofverdeling Maatregel, controle sultaat Geval D Te weinig meststof in de Instelling afgiftepunt later kiezen (bv. overlappingszones. verstelling AVP van 8 naar 9).
Strooibedrijf Strooibedrijf Veiligheid n GEVAAR Letselgevaar door lopende motor Bij het werken aan de machine bij een draaiende motor kunnen contact met het mechanisme en uitgeworpen kunstmest tot ern- stige verwondingen leiden. Vóór alle instelwerkzaamheden wachten totdat alle draai- ende delen volledig tot stilstand zijn gekomen.
Strooibedrijf Gebruiksaanwijzing voor het strooibedrijf Bij het reglementair gebruik van de machine hoort ook het naleven van de door de fabrikant voorgeschreven bedienings-, onderhouds- en reparatievoorwaar- den. Tot het strooibedrijf horen daarom altijd de werkzaamheden voor de voor- bereiding en die voor reiniging/onderhoud. Voer het strooien uit volgens de hierna weergegeven procedure.
Strooibedrijf Gebruik van de strooitabel LET OP Neem het hoofdstuk 7.8: Gebruik van de strooitabel, pagina 60 in acht. Strooihoeveelheid instellen 8.4.1 Variant Q/W/EMC LET OP De machines van de varianten Q, W en EMC beschikken over een elektroni- sche schuifbediening voor het instellen van de strooihoeveelheid. De elektronische schuifbediening wordt in de aparte gebruiksaanwijzing van de bedieningseenheid beschreven.
Strooibedrijf 8.4.2 Variant K/D/R/C U stelt de strooihoeveelheid van de machines met de variant K/D/R/C via de on- derste schaal aan beide openingen in. Zet hiertoe de wijzer op de positie die u voorafgaandelijk in de strooitabel hebt afgelezen of middels een afdraaiproef hebt vastgesteld. Dat is de aanslagpositie omhoog, die de schuif tijdens de strooirit hydraulisch of door veerkracht (naar- gelang uitvoering) benadert.
Strooibedrijf Werkbreedte instellen 8.5.1 Juiste strooischijf kiezen Om de werkbreedte te realiseren zijn er voor verschillende soorten meststof ver- schillende strooischijven beschikbaar. Type strooischijf Werkbreedte 12-18 m 18-28 m 24-36 m 30-42 m Op elke strooischijf bevinden zich twee verschillende, vast gemonteerde strooi- vleugels.
Strooibedrijf 8.5.2 Strooischijven demonteren en monteren n GEVAAR Letselgevaar door lopende motor Bij het werken aan de machine bij een draaiende motor kunnen contact met het mechanisme en uitgeworpen kunstmest tot ern- stige verwondingen leiden. Strooischijven nooit bij lopende motor of draaiende aftakas van de trekker monteren of demonteren.
Pagina 93
Strooibedrijf 3. Dopmoer afschroeven. 4. Strooischijf van de naaf ne- men. 5. Instelhendel weer in de daartoe voorziene houder leggen. Afb. 8.4: Dopmoer afschroeven Strooischijven monteren Voorwaarden: PTO en motor van de tractor zijn uitgeschakeld en beveiligd tegen inschake- len door onbevoegden.
Strooibedrijf 8.5.3 Afgiftepunt instellen Met de keuze van het strooischijftype legt u een bepaald bereik voor de werk- breedte vast. De verandering van het afgiftepunt dient voor de precieze afstelling van de werkbreedte en de aanpassing aan verschillende soorten meststof. Het afgiftepunt stelt u in via de bovenste schaalverdeling.
Pagina 95
Strooibedrijf Variant W, EMC (+ W) LET OP De machine van de varianten W, EMC (+ W) beschikken over een elektronische instelling van het afgiftepunt. De elektronische afgiftepuntinstelling wordt in de aparte gebruiksaanwijzing van de bedieningsunit beschreven. Deze gebruiksaanwijzing is een bestanddeel van de bedieningsunit.
Strooibedrijf Aanbouwhoogte controleren LET OP Controleer bij een gevuld reservoir of de ingestelde aanbouwhoogte juist is. Raadpleeg de strooitabel voor de waarden voor de instelling van de aan- bouwhoogte. Neem de maximaal toegestane aanbouwhoogte in acht. Zie ook „Aanbouwhoogte vooraf instellen“...
Strooibedrijf Strooien op de kopakker Voor een goede meststofverdeling op de kopakker is het nauwkeurig aanleggen van de rijpaden onontbeerlijk. Grensstrooien Strooien op de kopakker met de op afstand bedienbare grensstrooi-inrichting TE- LIMAT: Afb. 8.7: Grensstrooien [T] Kopakkerrijpad [X] Werkbreedte Het kopakkerrijpad [T] op een afstand van de halve werkbreedte [X] ten op- ...
Pagina 98
Strooibedrijf Normaal strooien in dan wel vanuit het kopakkerrijpad LET OP Indien u voor het gebruik van uw machine een gps-systeem (bijvoorbeeld QUANTRON-Guide) en een bedieningseenheid QUANTRON-E2 of QUAN- TRON-A gebruikt, controleer dan of de software van de bedieningsunit over de functie OptiPoint beschikt.
Strooibedrijf Heenrit uit het kopakkerrijpad Doseerschuiven openen, wanneer aan de volgende voorwaarde is voldaan: het einde van de strooiwaaier op het veld [E] ligt ongeveer een halve werkbreedte + 4 tot 8 m tegen de veldgrens van de kopakker. De tractor bevindt zich naargelang de strooibreedte van de meststof op verschil- lende afstanden in het veld.
Pagina 100
Strooibedrijf Afb. 8.9: Voorbeeld deelbreedteschakeling [1] Veldrand [2] Deelbreedten 1 tot 4: opeenvolgende deelbreedtereductie aan de rechterzijde [3] Tractorspoor LET OP De met VariSpread compatibele machine is met twee elektrische afgiftepuntstel- motoren uitgerust. U kunt via uw bedieningsunit QUANTRON-A of met de ISO- BUS-machinebesturing de instellingen van de deelbreedten vastleggen en in het strooibedrijf aan gerende percelen nauwkeurig bestrooien.
Strooibedrijf 8.10 Afdraaiproef LET OP De machine van de variant M EMC regelt automatisch de strooihoeveelheid voor elke zijde. Een afdraaiproef is derhalve overbodig. LET OP Bij de machinevarianten Q/W voert u de afdraaiproef aan de bedieningsunit uit. De afdraaiproef wordt in de aparte gebruiksaanwijzing van de bedieningsunit be- schreven.
Strooibedrijf 8.10.1 Afdraaiproef uitvoeren n WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door chemicaliën Uitstromende meststoffen kunnen leiden tot letsel aan ogen en neusslijmvlies. Draag tijdens de afdraaiproef een veiligheidsbril. Stuur alle personen vóór de afdraaiproef weg uit de geva- renzone van de machine. Voorwaarden: De doseerschuiven zijn gesloten.
Pagina 103
Strooibedrijf Doorvoering (voorbeeld aan linkerkant van strooier): LET OP Voer de afdraaiproef slechts aan één zijde van de machine uit. Om veiligheids- redenen moeten evenwel beide strooischijven gedemonteerd worden. 1. Met de instelhendel de dop- moer van de strooischijf los- maken.
Pagina 104
Strooibedrijf 5. Stel de doseerschuifstop in op de schaalwaarde uit de strooitabel. n WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door roterende machinedelen Roterende machinedelen (cardanas, naven) kunnen lichaamsde- len of voorwerpen grijpen en naar binnen trekken. Aanraking van draaiende machinedelen kan leiden tot kneuzingen, schaafwon- den en beknellingen.
Pagina 105
Strooibedrijf LET OP Bij het opnieuw instellen van de positie van de strooihoeveelheidsstop kunt u zich aan de procentuele schaal oriënteren. Indien bijvoorbeeld nog 10 % af- draaiproefgewicht ontbreekt, zet u de strooihoeveelheidsstop op een 10 % ho- gere positie (bv. van 150 naar 165). Berekening met formule De positie van de strooihoeveelheidsstop kan ook met de volgende formule be- rekend worden:...
Strooibedrijf LET OP De dopmoeren hebben vanbinnen een vergrendeling die zelfstandig loskomen voorkomt. Deze vergrendeling moet voelbaar zijn bij het vastdraaien. Zo niet is de dopmoer versleten en moet deze worden vervangen. 17. De vrije doorgang tussen strooischoep en uitloop met de hand controleren door aan de strooischijven te draaien.
Strooibedrijf 8.12 Machine parkeren en ontkoppelen De machine kan op het frame of de parkeerrollen (speciale uitrusting) veilig ge- parkeerd worden. n GEVAAR Beknellingsgevaar tussen trekker en machine Personen die zich tijdens het parkeren of ontkoppelen tussen trek- ker en machine bevinden, verkeren in levensgevaar. ...
Pagina 108
Strooibedrijf n WAARSCHUWING Gevaar voor beknelling en snijwonden bij ontkoppelde ma- chine Enkel variant K/R (enkelvoudig functionerende schuifbediening): Indien bij het lossen van de vaststelschroef de terughaalveer gespanen is, kan de aanslaghefboom onverwachts met een schok tegen het einde van de geleidingsspleet bewegen. Dit kan tot het pletten en afrukken van vingers of tot verwondingen van het bedieningspersoneel leiden.
Storingen en mogelijke oorzaken Storingen en mogelijke oorzaken n WAARSCHUWING Gevaar voor verwondingen bij ongeschikt verhelpen van sto- ringen Een vertraagd of onvakkundig verhelpen van storingen door onvoldoende gekwalificeerd personeel leidt tot ernstige lichame- lijke letsels alsook schade voor machines en milieu. ...
Pagina 110
Storingen en mogelijke oorzaken Storing Mogelijke oorzaak Maatregel Brugvorming boven het roer- Meststof aan de desbetref- werk fende kant verwijderen tot aan de hoogte van het be- schermrooster. Brugvorming met geschikte houten stok vernietigen door de mazen van het be- schermrooster heen.
Pagina 111
Storingen en mogelijke oorzaken Storing Mogelijke oorzaak Maatregel Brugvorming boven het roer- Meststof aan de desbetref- werk fende kant verwijderen tot aan de hoogte van het be- schermrooster. Brugvorming met geschikte houten stok vernietigen door de mazen van het be- schermrooster heen.
Pagina 112
Storingen en mogelijke oorzaken Storing Mogelijke oorzaak Maatregel Roerwerk werkt niet. Roerwerkaandrijving is defect Roerwerkaandrijving con- troleren. Zie 10.8: Roerwerkaandrijving controleren, pagina 115 1. Tractor uitzetten, contacts- leutel verwijderen, stroom- toevoer scheiden; 2. Doseerschuif openen; 3. Opvangbak plaatsen; Verstoppingen van de doseer- 4.
Onderhoud Onderhoud 10.1 Veiligheid LET OP Let op de waarschuwingen in het hoofdstuk 3: Veiligheid, pagina Let in het bijzonder op de aanwijzingen in het gedeelte 3.8: Onderhoud en re- paratie, pagina Bij onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet u rekening houden met extra gevaren die zich tijdens de bediening van de machine niet voordoen.
Onderhoud 10.2 Opstapje gebruiken (speciale uitrusting) 10.2.1 Veiligheid Bij het verhelpen van storingen moet u rekening met bijkomende gevaren hou- den, indien u in het reservoir kruipt. Gebruik het opstapje met verhoogde waakzaamheid. Werk uiterst zorgvuldig en met besef van gevaren. Neem zeer goed nota van de volgende aanwijzingen: Zet de motor van de trekker uit en wacht totdat alle bewegende delen van de ...
Onderhoud Let op de volgende aanwijzingen bij het uitklappen van het opstapje. 1. Opstapje naar de onderste trede heffen en naar buiten klappen. 2. Opstapje in uitgeklapte stand veilig vastzetten. Afb. 10.1: Opstapje uitklappen 10.2.3 Opstapje inklappen Vóór elke rit en bij strooibedrijf: Opstapje inklappen.
Onderhoud 10.2.4 Opstapje veilig gebruiken Handgrepen gebruiken tijdens het klimmen. Enkel een vastgezet en uitgeklapt opstapje gebruiken. Wanneer de machine geen dekzeil heeft, gebruikt u de zijwand van het reser- voir als handgreep om veilig te klimmen. Is de machine met een dekzeil uitgerust, dan gebruikt u de handgreep aan ...
Onderhoud 10.3 Slijtageonderdelen en schroefverbindingen 10.3.1 Slijtageonderdelen controleren Slijtageonderdelen zijn: Strooivleugels, roerkop, uitloop, hydraulische slan- gen en alle kunststof onderdelen. Kunststof onderdelen zijn ook onder normale strooiomstandigheden aan een be- paalde veroudering onderhevig. Kunststof onderdelen zijn bv. beschermroos- tervergrendeling, drijfstang. Slijtageonderdelen regelmatig controleren.
Onderhoud 10.3.3 Schroefverbindingen van de weegcel controleren (variant W) De machine is met 2 weegcellen en een trekstaaf uitgerust. Deze zijn met schroefverbindingen bevestigd. Controleer aan weerszijden van de machine of de schroefverbindingen van de weegcellen en van de trekstaaf vastzitten: vóór elk strooiseizoen ...
Pagina 119
Onderhoud 3. Schroefverbinding met kop- pelsleutel stevig aanspannen (koppel = 65 Nm). Afb. 10.7: Bevestiging van de trekstaaf in de voorraadbak LET OP Na het aanspannen van de schroefverbindingen met de koppelsleutel moet het weegsysteem opnieuw getarreerd worden. Gelieve hiervoor de aanwijzingen in de gebruikshandleiding van de bedieningsunit onder het hoofdstuk ‘Weegschaal tarreren’...
Onderhoud 10.4 Onderhoudsschema Componenten Onderhoudswerkzaamheden Opmerking Onderhoudsschema Slijtageonderdelen en Regelmatig controleren Pagina 107 schroefverbindingen Kunststof onderdelen Regelmatig controleren Pagina 107 Reiniging Na elk gebruik uitvoeren Pagina 113 Beschermrooster in de Beschermroosters openen vóór Pagina 111 voorraadbak onderhoudswerkzaamheden in de voorraadbak Roerwerk Op slijtage controleren Pagina 115...
Onderhoud 10.5 Beschermroosters in het reservoir openen n WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door bewegende onderdelen in het reser- voir In het reservoir zitten bewegende onderdelen. Bij de inbedrijfstelling en de werking van de machine kunnen ver- wondingen aan handen en voeten ontstaan. ...
Pagina 122
Onderhoud Vóór het openen van het beschermrooster: Aftakas uitschakelen. Machine neerlaten. Motor van de trekker uitzetten. Contactsleutel verwijderen. Afb. 10.9: Vergrendeling van beschermrooster openen Regelmatige functiecontroles van de beschermroostervergrendeling uitvoe- ren. Zie onderstaande afbeelding. Defecte beschermroostervergrendelingen onmiddellijk vervangen. ...
Onderhoud 10.6 Reiniging Voor het waardebehoud van uw machine adviseren wij u om deze na ieder ge- bruik onmiddellijk te reinigen met een zachte waterstraal. Voor eenvoudige reiniging klapt u de beschermroosters in de voorraadbak om- hoog (zie hoofdstuk 10.5: Beschermroosters in het reservoir openen, pagina 111).
Onderhoud 10.6.2 Spatscherm aanbouwen 1. Spatscherm aan de zijkant naar binnen schuiven tot dit in de houder vergren- delt. 2. De 3 snelsluitingen van het linker en rechter spatscherm met de instelhendel van de machine vastschroeven. 3. Instelhendel weer in de daartoe voorziene houder leggen. 10.7 Positie van de strooischijfnaaf controleren De strooischijfnaaf moet exact onder het roerwerk gecentreerd zijn.
Onderhoud 10.8 Roerwerkaandrijving controleren LET OP Er is een linker en een rechter roerwerk. Beide roerwerken draaien telkenmale in dezelfde richting als de strooischijven. Om een gelijkmatig debiet van de meststof te waarborgen, moet het roerwerk met een zo constant mogelijk toerental werken. Toerental roerwerk: 15 - 20 omw/min.
Pagina 126
Onderhoud 1. Drijfstangen controleren. Drijfstangen mogen geen scheuren of andere beschadigingen vertonen. Scharnierlagers op slijtage controleren. Functie van alle veiligheidselementen aan de scharnierplekken controle- ren. 2. Roerkop met de hand in de draairichting van de strooischijf draaien. Zie Afb.
Onderhoud 10.9 Strooischoepen vervangen Versleten strooischoepen vervangen. LET OP Laat versleten strooivleugels uitsluitend door uw handelaar of bevoegde vak- mensen vervangen. Voorwaarde: De strooischijven zijn gedemonteerd (zie gedeelte „Strooischijven demonte- ren en monteren“). Bepaling strooischoeptype: n VOORSICHTIG Overeenstemming van de strooischoeptypen Type en grootte van de strooischoepen zijn aan de strooischijf aangepast.
Pagina 128
Onderhoud Vervanging strooischoepen: Afb. 10.16: Schroeven strooischoepen losdraaien 1. De zelfborgende moeren aan de strooischoepen lossen en strooischoepen eraf nemen. 2. De nieuwe strooischoep op de strooischijf zetten. Op het juiste strooischoep- type letten. Afb. 10.17: Nieuwe zelfborgende moeren gebruiken 3.
Onderhoud 10.10 Instelling doseerschuif kalibreren Controleer vóór ieder strooiseizoen, eventueel ook tijdens het strooiseizoen, de instelling van de doseerschuiven op gelijkmatig openen. n WAARSCHUWING Gevaar voor beknelling en snijwonden door onafhankelijk be- diende onderdelen Bij werkzaamheden aan onderdelen die onafhankelijk worden bediend (verstelhendels, doseerschuiven) bestaat gevaar voor beknellen en snijden.
Pagina 130
Onderhoud Instellen: De doseerschuif bevindt zich in de positie uit werkstap 2 (lichtelijk tegen de bout gedrukt). 3. Bevestigingsschroeven van de schaal van de onderste schaalverdeling los- maken. Afb. 10.19: Schaal doseerschuifinstelling 4. De volledige schaal zodanig verschuiven dat de schaalwaarde 85 precies onder de wijzer van het wijzerelement staat.
Onderhoud 10.11 Afgiftepuntinstelling kalibreren De verandering van het afgiftepunt dient voor de precieze afstelling van de werk- breedte en de aanpassing aan verschillende soorten meststof. Controleer vóór ieder strooiseizoen, eventueel ook tijdens het strooiseizoen (bij ongelijkmatige verdeling van meststof), de instelling van het afgiftepunt. Het afgiftepunt wordt middels de bovenste schaal ingesteld.
Pagina 132
Onderhoud Instellen: 5. Afstelplaat onder de toets ‘Wijzer af- giftepunt’ lossen (2 zelfborgende moeren). Afb. 10.21: Afstelplaat afgiftepunt losmaken 6. Instelcentrum draaien totdat de driehoeksmarkering met het gespannen snoer overeenstemt. 7. Afstelplaat aanbrengen. 8. Beide kunststoffen hendels (roerwerkaandrijving) naar boven schuiven en bevestigen.
Onderhoud 10.12 Transmissieolie (niet voor EMC-machines) LET OP Het drijfwerk van de machines met de functie M EMC is onderhoudsvrij. Dit hoofdstuk heeft geen relevantie voor deze machinevarianten. 10.12.1 Hoeveelheid en soorten Het drijfwerk van de machine is gevuld met ca. 5,5 l transmissieolie. Alle oliën die voldoen aan de CLP 460 DIN 51517 (SAE 140 GL-4) zijn geschikt voor vullen van het drijfwerk.
Onderhoud 10.12.2 Oliepeil controleren, olie verversen Het drijfwerk hoeft onder normale omstandigheden niet te worden gesmeerd. Wij adviseren echter om de olie na 10 jaar te verversen. Bij frequent gebruik van meststof met een hoog stofaandeel en vaak reinigen wordt een korter interval voor de olieverversing aangeraden. Voorwaarden: Voor de oliepeilcontrole en voor het vullen staat de machine horizontaal.
Pagina 135
Onderhoud n WAARSCHUWING Milieuvervuiling door ongeschikte verwijdering van hydrauli- sche olie en transmissieolie Hydraulische olie en transmissieolie zijn biologisch niet volledig afbreekbaar. Daarom mag olie niet op ongecontroleerde wijze in het milieu geraken. Naar buiten gestroomde olie met zand, aarde of absorbe- rend materiaal opnemen resp.
Afdanking Afdanking 11.1 Veiligheid n WAARSCHUWING Milieuvervuiling door ongeschikte verwijdering van hydrauli- sche olie en transmissieolie Hydraulische olie en transmissieolie zijn biologisch niet volledig afbreekbaar. Daarom mag olie niet op ongecontroleerde wijze in het milieu geraken. Naar buiten gestroomde olie met zand, aarde of absorbe- rend materiaal opnemen resp.
Pagina 138
Afdanking 11.2 Afdanking De volgende punten gelden onbeperkt. Al naargelang de nationale wetgeving de daaruit voortvloeiende maatregelen vastleggen en uitvoeren. 1. Alle onderdelen, hulp- en bedrijfsstoffen door vakpersoneel uit de machine la- ten verwijderen. Deze moeten daarbij volgens soort gescheiden worden. 2.
Pagina 139
Trefwoordenlijst Trefwoordenlijst Aanbouw E-CLICK Hoogte 53 Elektrische schuifbediening Positie 47 Aanwijzingen Aanwijzingen voor de gebruiker 3 Instructiestickers 18 Fabrikant Waarschuwingsstickers 17 Aanwijzingen voor de gebruiker Gebruik Afdanking volgens de voorschriften ~ 1 – Afdraaiproef Gebruiksaanwijzing Afgiftepunt Aanwijzingen 4 Kalibrering 121 Opbouw 3 Afmetingen gebruiksaanwijzing...
Pagina 140
Trefwoordenlijst Slijtageonderdelen Machine Smering Aanbouw aan tractor 46 Variant W 126 aankoppelen 97 Spatschermen Afdanking 127 demonteren 113 Beschrijving 21 monteren 114 gebruik volgens de voorschriften 1 – Speciale uitrusting Onjuiste toepassing 1 Afdekzeil voor de voorraadbak 29 Overname 41 Grensstrooi-inrichting 32 parkeren 8 Mestidentificatiesysteem 33...
Pagina 141
Trefwoordenlijst – Veiligheid Gebruik 8 – technische gegevens Hydraulisch systeem 10 Afmetingen 26 Meststof 10 Gewichten en lasten 28 Onderhoud 12 Opzetstukken 28 Ongevallenpreventie 8 – – – TELIMAT Reflectoren 20 Tractor Reparatie 12 Eisen 42 Slijtageonderdelen 11 Stickers 17 Transport Strooibedrijf 77 Typeplaatje...
RAUCH-apparaten worden volgens moderne productiemethoden en met de groot- ste zorgvuldigheid vervaardigd en worden onderworpen aan talrijke controles. Daarom verleent RAUCH 12 maanden garantie, wanneer is voldaan aan de vol- gende voorwaarden: De garantie begint op de datum van aankoop.