3
Veiligheid
3.8.3
Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden
Zet vóór alle reinigings-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden alsmede
bij het verhelpen van storingen de motor van de trekker uit. Wacht totdat alle
draaiende delen van de machine tot stilstand zijn gekomen.
Zorg ervoor dat niemand de machine onbevoegd kan inschakelen. Verwijder
de contactsleutel van de trekker.
Scheid vóór alle onderhouds- en reparatiewerkzaamheden de stroomtoevoer
tussen trekker en machine.
Controleer of de trekker met de getrokken machine correct is geparkeerd.
Deze moet met een lege voorraadbak op een horizontale, stevige ondergrond
staan en beveiligd zijn tegen wegrollen.
Maak vóór onderhouds- en reparatiewerkzaamheden het hydraulisch sys-
teem drukloos.
Scheid de elektrische installatie vóór werkzaamheden hieraan van de
stroomtoevoer.
Verhelp nooit met de hand of met de voet verstoppingen in het strooireser-
voir, maar gebruik daarvoor altijd een geschikt gereedschap.
Dek vóór het reinigen van de machine met water, stoomstraal of andere rei-
nigingsmiddelen alle componenten af waarin geen reinigingsvloeistoffen mo-
gen komen (bijv. glijlagers, elektrische steekverbindingen).
Controleer regelmatig of moeren en schroeven strak aangespannen zijn.
Draai loszittende verbindingen aan.
Controleer na de eerste gereden 5 km het aandraaimoment van elke wiel-
moer.
14
Zie ook „Wiel vervangen" op pagina
152.