Bediening
Bedieningshandleiding 868-M - 00.0 - 02/2017
4.8
Draadspanning
De bovendraadspanning is samen met de onderdraadspanning van
invloed op de draadverstrengeling. Een te sterke draadspanning
kan bij het naaien van dun materiaal ongewenste plooien en
draadbreuk tot gevolg hebben.
Juiste instelling
Bij eenzelfde spanning van de boven- en onderdraad zal de
draadverstrengeling zich in het midden van het materiaal
bevinden.
De bovendraadspanning dient zo ingesteld te worden dat het
gewenste resultaat met een zo laag mogelijke spanning wordt
gerealiseerd.
Afb. 29: Draadspanning
①
②
③
(1) - Spanning van de boven- en onderdraad gelijk
(2) - Onderdraadspanning groter dan bovendraadspanning
(3) - Bovendraadspanning groter dan onderdraadspanning
47