EMC-correcte elektrische installatie
De volgende richtlijnen beschrijven de juiste
installatie van aandrijvingen. Het opvolgen van
deze richtlijnen wordt aangeraden wanneer moet
worden voldaan aan EN 50081, EN 55011 of EN
61800-3 Eerste omgeving. Als de installatie in EN
61800-3 Tweede omgeving betreft, kan van deze
richtlijnen worden afgeweken. Dit wordt echter niet
aangeraden. Zie ook CE-markering, Emissie en
EMC-testresultaten onder speciale omstandigheden
in de Design Guide voor meer informatie.
Punten die in acht moeten worden genomen
om te zorgen voor een EMC-correcte
elektrische installatie:
•
Gebruik alleen gevlochten afgescher-
mde/gewapende motorkabels en gevlochten
afgeschermde/gewapende stuurkabels. De
afscherming dient een minimale bedekking van
80% te hebben. Het afschermingsmateriaal
moet van metaal zijn, zoals (meestal) koper,
aluminium, staal of lood. Er zijn geen speciale
vereisten voor de netkabel.
•
Houd de motorkabels zo kort mogelijk.
•
Indien het noodzakelijk is de afscherming
te onderbreken om een motorbescherming
te installeren, dient de afscherming te
worden voortgezet met de laagst mogelijke
HF-impedantie (zonder pigtails).
•
Voor installaties waarbij stijve metalen leidingen
worden gebruikt, zijn geen afgeschermde kabels
nodig, maar de motorkabel moet in een andere
leiding worden geïnstalleerd dan de stuurkabel
en de netkabel. Volledige aansluiting van
de leiding van de aandrijving naar de motor
is vereist. De EMC-prestaties van flexibele
leidingen lopen zeer uiteen en daarvoor is
informatie van de fabrikant vereist.
•
Sluit de afgeschermde/gewapende leiding voor
motorkabels en voor stuurkabels aan beide
uiteinden aan op aarde. Zie ook Aarding van
gevlochten afgeschermde/gewapende stuurkabels.
•
Vermijd afsluiting van de afscherming/wapening
met gedraaide einden (pigtails). Een dergelijke
afsluiting vergroot de afschermingsimpedantie
bij hoge frequenties, wat de effectiviteit bij hoge
frequenties vermindert. Gebruik in plaats daarvan
kabelklemmen of glans met lage impedantie.
•
Het is van belang te zorgen dat er goed elektrisch
contact is tussen de montageplaat waarop de
frequentie-omvormer is geïnstalleerd, en het
metalen chassis van de frequentie-omvormer. Dit
is echter niet van toepassing op IP54-eenheden,
MG.55.A4.10 - VLT is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
®
VLT
5000 FLUX
aangezien deze zijn ontworpen voor montage
aan de muur en VLT5075-5500, 380-500
VAC en VLT5032-5052, 200-240 VAC in
IP20/Nema1-behuizing.
•
Gebruik sterschijfjes en galvanisch geleidende
montageplaten voor goede elektrische aansluitingen
voor IP00-, IP20- en Nema 1-installaties.
•
Vermijd waar mogelijk het gebruik van
niet-afgeschermde/ongewapende motorkabels
of stuurkabels binnen behuizingen voor
de aandrijving(en).
•
Een ononderbroken aansluiting met hoge frequentie
tussen de frequentie-omvormer en de motorunits
is vereist voor IP54-eenheden.
Als niet-afgeschermde motorkabels wordt gebruikt,
wordt niet voldaan aan bepaalde EMC-vereisten. Zie
de Design Guide voor meer informatie.
In de afbeelding is een voorbeeld van een
EMC-correcte elektrische installatie weergegeven
van een IP20-frequentie-omvormer. De
frequentie-omvormer is in een assemblagebehuizing
met een uitgangisolatie gemonteerd en op
een PLC aangesloten (in dit voorbeeld in een
afzonderlijke behuizing). Andere manieren voor
het maken van de installatie kunnen ook goede
EMC-prestaties opleveren, mits de bovenstaande
richtlijnen in acht worden genomen.
Wanneer de installatie niet volgens de richtlijnen wordt
uitgevoerd en niet-afgeschermde kabels en stuurkabels
worden gebruikt, wordt aan sommige emissievereisten
niet voldaan, hoewel aan de immuniteitsvereisten
wel wordt voldaan. Zie de sectie EMC-testresultaten
in de Design Guide voor meer informatie.
35