Als u niet op een toets drukt, gaat het systeem door met het opstarten van het
standaard firmwarebeeld en het initialiseren van de eenheid. Het initialiseren
kan meer dan een minuut duren, afhankelijk van het aantal aangesloten
apparaten. De eenheid is klaar voor gebruik wanneer de HyperTerminal-sessie
de prompt van de applicatiebeheerconsole weergeeft,
AMC>
Zie appendix D, 'Applicatiebeheerconsole in Windows NT HyperTerminal',
voor meer informatie over de applicatiebeheerconsole.
BMC gebruiken
De BMC biedt een opdrachtregelinterface voor het controleren of wijzigen van
systeemparameters en het bijwerken van het firmwarebeeld van de MDR.
Als u een lijst van beschikbare opdrachten wilt weergeven, voert u achter de
prompt
help
BMC> help
In de volgende tabel staan de BMC-opdrachten met een definitie erbij:
Opdracht
boot
bootImage {ImageID}
downloadImage
deleteImage {ImageID}
help
setBaud {rate}
Opstartbeheerconsole in Windows NT HyperTerminal C-3
in:
Opdrachten van de opstartbeheerconsole
Definitie
Hiermee wordt het standaardbeeld opgestart.
Hiermee wordt het beeld {ImageID} opgestart. {ImageID}
moet een geldig getal zijn.
Hiermee wordt de BMC gereedgemaakt voor het ontvangen
van een Xmodem-bestandsoverdracht vanaf de host.
Hiermee wordt het beeld {ImageID} verwijderd. {ImageID}
moet een geldig getal zijn.
Hiermee worden opdrachten met de bijbehorende
beschrijving weergegeven.
Hiermee wordt de baudrate ingesteld. {rate} moet een van de
volgende waarden zijn: 1200, 2400, 4800, 9600, 19200,
38400 of 57600.
Tabel C-2
Zie volgende pagina