2-16 Compaq StorageWorks Modulaire datarouter - Gebruikershandleiding
Overzicht: verschil tussen SCSI
en Fibre Channel
De vorige afbeelding bevat een MDR met twee tapelibrary's die op de SCSI-
bussen zijn aangesloten. De MDR en twee servers zijn op een switch of hub
aangesloten. De stippellijnen geven SCSI-verbindingen met de library's aan.
De volle lijnen geven Fibre Channel-verbindingen aan. Het SCSI-nummer van
de apparaten in de verschillende library's is toegewezen aan de hand van de
volgende tabel.
Enclosure
Apparaat
Tapelibrary 1
Robotarm
Drive 1
Drive 2
Tapelibrary 2
Robotarm
Drive 1
Drive 2
Apparaten zoals tapedrives en schijfeenheden, die in SCSI-applicaties SCSI-
ID's of -nummers worden genoemd, worden in Fibre Channel-applicaties
FC-LUN's (Fibre Channel Logical Unit Numbers) genoemd. Aan een fysieke
groep van soortgelijke apparaten (bijvoorbeeld de apparaten achter de MDR)
wordt een internationale naam (World Wide Name, WWN) toegewezen. Er
zijn twee WWN's: de internationale nodenaam (World Wide Node Name,
WWNN) en de internationale poortnaam (World Wide Port Name, WWPN).
De MDR-enclosure heeft een WWNN. Elke Fibre Channel-poort van de MDR
heeft een WWPN. De MDR ondersteunt maximaal twee Fibre Channel-
poorten. Als u met een specifiek apparaat wilt communiceren, moet u de
WWPN en het FC-LUN opgeven. Als u een specifiek SCSI-apparaat wilt
beschrijven, moet u het SCSI-busnummer:SCSI-nummer:LUN (B:T:L) van
het apparaat opgeven.
Apparaten die op de MDR zijn aangesloten, worden beschouwd als Fibre
Channel-bestemmingen (met FC-nummer) aangezien ze opdrachten zoals
READ en WRITE van hostservers ontvangen maar deze opdrachten niet zelf
geven. Aangezien hostservers opdrachten verzenden, worden ze Fibre
Channel-initiatoren genoemd omdat ze de communicatiereeks starten.
Tabel 2-2
SCSI-nummer
Bus
SCSI-nummer
6
6
6
5
5
5
LUN
1
0
2
0
3
0
4
0
5
0
6
0