7 Ingebruikname
7.1.1.7 Blindvermogen instellen
1.
Open Blindvermogen.
2.
Selecteer Mode en druk op
3.
Selecteer de gewenste soort blindvermogenkarakteris-
tiek en druk op
.
4.
Druk op
.
Voorwaarden: U hebt bij Mode niet cosPhi = 1 als soort blindvermogen-
karakteristiek geselecteerd.
▶
Selecteer in Laden stand.-wrden het gewenste model
en druk op
.
▶
Druk op
.
▶
Druk op
en stel de Aantal steunpunten in.
▶
Druk op
.
▶
Druk op
.
▶
Selecteer de eerste Steunpunt die u wilt instellen en
druk op
.
▶
Stel de gewenste parameterwaarde voor de Steunpunt
in en druk op
.
▶
Stel de parameters voor alle steunpunten in, zoals hier-
boven beschreven.
▶
Druk op
.
1
2
Xxxxxxxxxxxx
5
1
Y-as
2
X-as
3
Pijlsymbool overbe-
krachtiging
5.
Selecteer Curve weergeven en druk op
6.
De eerder ingestelde karakteristiek van de Blindver-
mogen wordt nu grafisch weergegeven, zoals in het
voorbeeld weergegeven.
7.
Druk op
.
7.1.1.8 Eerste inbedrijfstelling afsluiten
1.
Open Afsluiten.
Voorwaarden: De menupunten van de installatieassistent zijn onvolledig
ingesteld.
▶
De melding De instellingen zijn onvolledig! verschijnt.
▶
Druk dan op
om de instellingen te corrigeren.
▶
Sluit de Eerste inbedrijfstelling opnieuw af.
Voorwaarden: De menupunten van de installatieassistent zijn volledig
ingesteld.
▶
Open Afsluiten.
102
.
3
4
4
Pijlsymbool onderbe-
krachtiging
5
Steunpunten (in het
voorbeeld 4 steunpun-
ten)
.
▶
De controlevraag Zijn alle instellingen juist?
verschijnt.
Voorwaarden: De menupunten van de installatieassistent zijn niet correct
ingesteld.
▶
Om verkeerde instellingen te corrigeren, drukt u op
▶
Corrigeer de verkeerde instelling in de installatieassis-
tent.
▶
Sluit vervolgens de Eerste inbedrijfstelling opnieuw af.
Voorwaarden: De menupunten van de installatieassistent zijn correct inge-
steld.
▶
Druk minstens 1 seconde lang op
◁
De ondulator start opnieuw en synchroniseert met
het net.
▶
De Eerste inbedrijfstelling is afgesloten en de ondula-
tor is in bedrijf.
7.2
Instellingen voor dataverbindingen
(optioneel)
▶
Neem de informatie van de fabrikant van extern aange-
sloten producten in acht.
7.2.1
Instellingen voor ethernetaansluiting
1.
Zorg ervoor dat de ondulator met een internetrouter of
een ander toegestaan product aan de ethernetinterface
verbonden (→ Pagina 99) is.
Aanwijzing
Wijzig instellingen van uw ondulator alleen
als de gewenste verbinding niet automatisch
tot stand kan worden gebracht.
Voorwaarden: Netwerkverbinding met internetrouter wordt niet automa-
tisch tot stand gebracht (geen DHCP).
▶
Open Hoofdmenu → Instellingen → Netwerk.
▶
Neem de informatie m.b.t. de menupunten in het
Overzicht van de exploitant- en weergavefuncties
(→ Pagina 76) in de gebruiksaanwijzing in acht.
▶
Stel de ondulator in voor de dataverbinding via de ether-
netinterface met het verbonden product, bijv. een inter-
netrouter.
Voorwaarden: Netwerkverbinding met pc of notebook is tot stand ge-
bracht.
▶
Houd er rekening mee dat wijzigingen in de interne ser-
ver directe effecten hebben op de instellingen van de
ondulator.
Aanwijzing
Als u de ondulator met een pc of notebook
verbindt, dan hebt u toegang tot de interne
server van de ondulator.
▶
Lees het IP-adres van de ondulator bij een bestaande
netwerkverbinding linksonder in de basisweergave van
de ondulator af.
▶
Voer het IP-adres van de ondulator in de adresbalk van
uw webbrowser in en open de interne server van de
ondulator.
Installatie- en onderhoudshandleiding VPV I 0020273429_00
.
.