BORDUREN MET DE SPOEL
BORDUREN MET DE SPOEL
Patroon selecteren
Opmerking
• Bereid de machine voor op werken met de
spoel zoals wordt beschreven in
"VOORBEREIDINGEN VOOR HET WERKEN
MET DE SPOEL" op pagina A-3.
a
Bevestig de borduurvoet en de
borduurtafel.
b
Plaats een spoel die met voldoende draad
voor het patroon is gewonden.
Opmerking
• Voor een schatting van de benodigde
hoeveelheid onderdraad voor elk patroon,
zie de "Beknopte bedieningsgids" die
wordt geleverd bij de machine. Zorg dat u
voldoende draad op de spoel windt. Als de
draad van de spoel tijdens het naaien
opraakt, kan het borduurwerk niet worden
voltooid.
• Afhankelijk van de draaddikte kunt u de
spoel mogelijk niet winden met de
benodigde draadlengte. Probeer in dat
geval de spoel opnieuw te winden of
gebruik draad met een lichter gewicht.
c
Trek de onderdraad omhoog boven de
steekplaat.
d
Zet de machine aan.
e
Druk op
.
→ De wagen komt in de initialisatiestand te staan.
A-12
f
Als u een borduurpatroon voor het werken
met de spoel wilt selecteren, drukt u op
(Borduren).
Opmerking
• U kunt borduurpatronen voor het werken
met de spoel "B" niet gebruiken in het
"Borduurcombinatie"-scherm (
g
Druk op
en selecteer één van de
borduurpatronen voor het werken met de
spoel.
Borduurpatronen voor het werken met de spoel
worden aangegeven met de letter "B" in de
linkerbenedenhoek van de toets.
a
a Markering "B"
→ Ongeacht de geselecteerde instelling wordt de
automatische draadknipfunctie uitgeschakeld.
→ Wanneer u een borduurpatroon voor werken met de
spoel kiest, kunt u de borduursnelheid alleen
aanpassen van 100 spm tot maximaal 350 spm.
Opmerking
• Het begin- en eindpunt van het stikwerk
worden opgegeven bij borduurpatronen
voor het werken met de spoel. U kunt deze
patronen niet gebruiken voor normaal
borduurwerk.
• De aanbevolen standaardinstelling voor
borduurwerk met de spoel is 100 spm.
).