TiX500, TiX501, TiX520, TiX560, TiX580
Gebruiksaanwijzing
Bij oppervlakken met een emissiviteit van
temperaturen betrouwbaar en consistent te bepalen. Hoe lager de emissiviteit,
hoe groter de kans op fouten wanneer de Imager de temperatuurmeetwaarde
berekent, omdat meer energie die de camera bereikt, wordt gespecificeerd als
achtergrondtemperatuur. Dit is zelfs het geval wanneer aanpassingen aan de
emissiviteit en de gereflecteerde achtergrond op de juiste manier zijn uitgevoerd.
Spotmarkeringen
Gebruik vaste spotmarkeringen om een gebied op het display te markeren voordat u een beeld
opslaat.
Een markering instellen:
1. Selecteer Meting > Markeringen.
2. Selecteer een optie.
3. Druk op om de markeringsoptie in te stellen en naar het scherm 'Markering
verplaatsen' te gaan.
Op het display wordt het pictogram Markering verplaatsen weergegeven en de labels van
de functietoetsen veranderen in Klaar, Volg., en Annul..
De positie van de markering op het display wijzigen:
1. Druk op
2. Druk op om de volgende markering te selecteren.
3. Herhaal dit voor de overige markeringen.
4. Druk op wanneer u klaar bent.
Spotkader
Gebruik de spotkaderfunctie om een temperatuurmetingszone (kader) aan te passen om deze
op het meetobject te centreren. Deze zone wordt uitgebreid of verkleind naar verschillende
niveaus binnen het infraroodbeeld. Deze zone laat een geschat maximum (MAX.), gemiddelde
(GEM.) en minimum (MIN.) zien voor de temperatuurmeting in dat gebied.
Bij gebruik van het spotkader worden het niveau en meetbereik van de Imager
aangepast aan de thermische scène binnen het spotkader.
18
Opmerking
om de locatie van de markering op het beeld te verplaatsen.
Opmerking
<
0,60 is het lastig om werkelijke