Download Print deze pagina

Sony DVP-NS9100ES Gebruiksaanwijzing pagina 68

Advertenties

Beschikbare talen

Beschikbare talen

2
Druk herhaaldelijk op VIDEO
CONTROL om de gewenste
instelling te kiezen.
De standaardinstelling is onderstreept.
• STANDAARD: standaardbeeld.
• DYNAMISCH 1: voor een dynamisch
beeld door het beeldcontrast en de
kleurintensiteit te verhogen.
• DYNAMISCH 2: voor een
dynamischer beeld dan met
DYNAMISCH 1 door het beeldcontrast
en de kleurintensiteit nog meer te
verhogen.
• CINEMA 1: meer details in donkere
zones door het zwartniveau te
verhogen.
• CINEMA 2: lichte kleuren zijn
helderder en donkere kleuren voller, en
het kleurcontrast wordt verhoogd.
• GEHEUGEN: het beeld in meer detail
te regelen.
z Tip
Voor films kunt u het beste "CINEMA 1" of
"CINEMA 2" gebruiken.
De beeldelementen regelen in
"GEHEUGEN"
Elk beeldelement kan afzonderlijk worden
geregeld.
• SCHERPTE:
UIT: geen aanpassing.
1: de randen van beelden worden verzacht.
2: de randen van beelden worden
verscherpt.
• Y NR (ruisvermindering helderheid):
Vermindert de ruis in het
helderheidsgedeelte van het videosignaal.
• C NR (ruisvermindering kleur):
Vermindert de ruis in het kleurgedeelte van
het videosignaal.
• KL. SIGN. VERTR.
(kleursignaalvertraging):
Past kleuren aan die horizontaal verschoven
lijken te zijn.
• A/V SYNC:
Past de vertraging tussen beeld en geluid
aan.
68
• PROGRESSIVE 1:
Stelt een drempel in op basis waarvan de
speler de progressieve conversiemethode
bepaalt.
De speler herkent automatisch of de
software is gebaseerd op video of op film en
zet de videosignalen om volgens de
bijbehorende progressieve
conversiemethode. Wanneer het instelpunt
dichter bij "VIDEO" ligt, wordt eerder voor
videosoftwareconversie gekozen. Ligt het
instelpunt daarentegen dichter bij "FILM",
dan wordt gekozen voor
filmsoftwareconversie. Wanneer u
"VIDEO" instelt, wordt ongeacht het type
software altijd videosoftwareconversie
gebruikt.
Zie "Verklarende woordenlijst" voor meer
informatie over de videosoftware en
filmsoftware (pagina 103).
• PROGRESSIVE 2:
Regelt de progressieve videosignalen die
zijn verwerkt tijdens de
videosoftwareconversie. Voor software met
statische beelden, zoals landschapsbeelden,
stelt u het instelpunt dichter bij "STILL" in.
Voor software met dynamische beelden,
zoals achtervolgingsscènes, stelt u het
instelpunt dichter bij "MOVE" in.
• BEELD:
Regelt het contrast.
• HELDERHEID:
Regelt de algemene helderheid.
• KLEUR:
Maakt de kleuren donkerder of lichter.
• KLEURTINT:
Wijzigt de kleurenbalans.
• GAMMA:
Past de helderheid van gekozen gedeelten
aan. Zie "De helderheid van geselecteerde
gedeelten regelen (Gammacorrectie)"
(pagina 69) voor meer informatie.

Advertenties

loading