Banden en velgen
-
Venruijder
vastzittende voorwerpen
uit
het bandprofiel
en
tussen de
banden (bij
dubbele
montage).
-
Controleer
de banden op
slijtage,
ingere-
den voorwerpen en andere beschadigin-
gen.
-
Controleer
de
bevestiging
van
de
wielen.
Verlichting
en instrumenten
-
Controleer
de
werking
van
de
verlichting,
richtinglichten,
remlichten
evenals de
in-
strumenten.
-
Controleer de werking van
claxon,
ruite-
wissers
en -sproeiers.
Bestuurdersstoel
en
spiegels
-
Zet
de stoel en de spiegels in
de
iuiste
stand.
Volgwagen
-
Controleer de bevestiging
en de
werking
van
de koppeling.
-
Controleer de aansluitingen van verlich-
ting
en
remmen.
WEKELIJKS
ONDERHOUD
Hydraul
ische stuurbekrachtiging
Controleer
bij
afgezette
motor
of
de
vloeistof
tot
ongeveer
2
cm
boven
de
bo-
venste markering
op de
peilstaaf A
reikt. Vul
zonodig
vloeistof
bij. Start
de
motor. Bij
sta-
tionair
draaiende
motor
moet
de
vloeistof
tot
aan
de
bovenste
markering
op
de
peil-
staaf
reiken. Draai
bij
een
stilstaande
wagen
en draaiende
motor niet
aan
het
stuunruiel.
Ten
gevolge
van
de
hoge drukken
zou
de
stuurinrichting
kunnen worden beschadigd.
Vloeistofpeil
in
remvloeistofreseruoir
con'
troleren
Controleer het vloeistof
niveau en
vul het
re-
servoir zonodig
bij.
Als frequent bijvullen
noodzakelijk
is
moet
het
hydraulisch remsysteem onmiddellijk
op lekkage worden gecontroleerd.
\
40