Wegrijden
Bij stilstaand voertuig, ingeschakelde
rem
en stationair toerental wordt de
gewenste
keuzestand
D
(vooruit)
of
R
(achteruit)
inge-
schakeld, vervolgens
1
à2
seconden
wach-
ten, de
rem
vrijzetten,
gasgeven
en
wegrij-
den.
NOOIT
de
stand
D
of
R
inschakelen en
ge-
lijktijdig
gasgeven, omdat
dan
het voertuig
met
een
schok
in beweging komt.
Let
op
Wordt, tijdens het rijden per ongeluk
de
stand N
ingeschakeld, dan moet,
offi
scha-
de
te
voorkomen, weer
de stand
D
worden
ingeschakeld. De
elektronische
schakelau-
tomaat kiest dan
zelt
die versnelling, welke
overeenkomt met de rijsnelheid.
Kick-down schakeling
Onder het
gaspedaal
is een
kick-down
scha-
kelaar
gemonteerd.
Als snel moet
worden opgetrokken,
moet
het
gaspedaal
volledig worden
ingetrapt
waardoor,
af
hankelijk
van
de rijsnelheid,
de
versnellingsbak
automatisch
naar
een
lage-
re
versnelling
zal
terugschakelen.
Rijden in de
bergen
Klimmen
Als bijvoorbeeld bij
het
oprijden
van
een
hel-
ling bij
ingeschakelde
stand
D
de helling
te
steil
is voor de tweede versnelling,
doch
te
f
lauw voor de eerste versnelling,
dan zal de
versnellingsbak
bij
volgas geven,
continu
OP-
en TERUG-schakelen.
Dit is
uiteraard
niet
bevorder!ijk voor
de
le-
vensduur
van de versnellingsbak. Het
OP-
schakelen
kan echter worden
voorkomen
door minder gas te
geven,
of
indien
aanwe-
zig,
de stand 1 in te schakelen.
Nadat
de
stand
1
is ingeschakeld,
blijft uitsluitend
de
1e
versnelling ingeschakeld
en wordt
ver-
hinderd dat de versnellingsbak verder
auto-
matisch schakelt.
Hetzelfde
geldt
in principe ook voor de
keu-
zestanden
2, 3
en
4.
De
versnellingsbak
zal
nooit
verder OPscha-
kelen
dan de gekozen stand. Ook kan
in
deze
standen gebruikt worden gemaakt
van
de kick-down schakeling.
Afdalen
Bij
volautomatische
versnellingsbakken
komt
het
tijdens afdalingen regelmatig
voor,
dat de
versnellingsbak
automatisch
OP-
schakelt
naar
een hogere
versnelling,
tenruijl
dat
juist niet
gewenst
is.
Door
de mogelijk-
heid van
het
kiezen
van een
lagere stand
(door
de
keuzestand 3, 2
of
1
in te
schake-
len),
kan het
OPschakelen
worden
voorko-
men. De motorremwerking
blijft dan
ge-
handhaafd
en de
wielremmen
worden
gespaard.
Kies wel voordat
met
de afdaling
wordt
be-
gonnen de
juiste
keuzestand,
die
afhanke-
lijk
is van de
veilige afdalingssnelheid.
Stoppen
Het
voertuig
kan
altijd, onafhankelijk
van de
gekozen versnelling,
tot
stilstand
worden
gebracht.
De
elekt
ron
i
sche
schakel
automaat schakelt
na
het stoppen
altijd
de
1e
versnelling
in.
Bij
korte
stops,
bijv. voor een verkeerslicht,
kan de
versnellingsbak
in
keuzestand
D
of
in
één van
de
gekozen
versnellingen
blijven
staan.
Wel moet dan het
rempedaal
worden
ingetrapt om te voorkomen dat
het
voertuig
gaat kruipen. Wordt
er voor
langere tijd
gestopt, dan moet de keuzestand
N
worden
ingeschakeld.
33