OLIEDRUKCONTROLELAMP
De
oliedrukcontrolelamp gaat
branden
als
de
oliedruk onvoldoende
is.
De
motor moet dan
direct
worden
afgezet.
KOELVLO
EISTO
FTEM
PE
RATU
U
RM ETE
R
De
bedrijfstemperatuur
van
de koelvloeistof
moet
tussen
75"C en 85"C
bedragen.
Bii
een
koelvloeistoftemperatuur
van
minder
dan
50'C
mag
de motor niet volledig
wor-
den belast. Als
de
temperatuur
van
de
koel-
vloeistof plotseling stijgt,
moeten
de
vol-
gende punten worden gecontroleerd:
Het
koelvloeistofniveau;
vuldop
voor-
zichtig
losdraaien
!
De
V-snaren en de
waterslangen.
De venti lateu
rko
ppel
i
n
g.
CONTROLELAMP
KO
ELVLOEISTO FTEM
P
E
RATU
U
R
Deze
controlelamp gaat
branden
als
de
koelvloeistoftemperatuur
meer dan
96"C
bedraagt.
CONTROLELAM
P OLIETEM PERATUU
R
AUTOMATISCH
E VE RSN
ELLI
NGSBAK
Deze
controlelamp
gaat branden als de olie-
temperatuur van
de
automatische
versnel-
lingsbak
de
max.
toegestane
waarde
over-
schrijdt.
Schakel
de automatische
versnel-
lingsbak
terug en kijk op de
olietempera-
tuurmeter of
de
temperatuur
daalt.
OLIETEMPERATUU RMETER
AUTOMATISCH
E
VERSN ELLI
N
GSBAK
Als de
olietemperatuur
te
hoog
oploopt
moet de automatische versnellingsbak
ten-
minste één versnelling worden
terugge-
schakeld waardoor
de
koeling
verbeterd.
Blijf
zolang
in de
lagere
versnelling
rijden
totdat de
olietemperatuur weer
voldoende
is
gedaald.
B
RAN
DSTO
FVOO
R
RAADM
ETE
R
De
brandstofvoorraadmeter werkt alleen
als
het
contact
is ingeschakeld.
CONTROLELAMP
LUCHTFILTER
Bij
een
sterk vervuild
luchtf
ilter,
gaat
deze
controlelamp branden.
Het
f
ilterelement
moet
dan
zo snel
mogelijk worden
gerei-
nigd,
resp. vervangen.
LAADSTROO
MCO NTRO
LELAM
P
De
laadstroomcontrolelamp
gaat
branden
als:
A.
Het
contact
is ingeschakeld
en de
motor
niet
draait.
B.
De
accu's niet door
de wisselstroomdy-
namo
worden opgeladen.
Als
deze lamp
bij
draaiende
motor
gaat
branden,
moet
eerst
worden
gecontroleerd
of
de V-snaren
defect
zijn
of
slippen. Als
dit
niet het geval is, moet
zo
snel mogelijk
een
reparat
iewerkplaats worden
bezocht.
LUCHTDRUKMETER
Elke
wijzer geeft
de
druk
in
de
luchtketel
van
één van
de bedrijfsremcircuits
aan.
Als
de
druk
in één van de
circuits
lager is dan
5 bar,
treedt
een zoemer
in werking. Bij
een druk
van meer dan 5
bar
kunnen
met
behulp
van
12