7.4.3
Reiniging van de opvangzak (Afb.24.A/B)
Reinig de zak en laat deze drogen.
7.5
ACCU
Modellen met een elektrische startknop worden met een
accu geleverd. Voor aanwijzingen over de bedrijfsduur,
opladen, opslag en onderhoud van de accu, zie de
instructies in de gebruikshandleiding van de motor.
8.
STALLING (Afb.25)
Wanneer de machine gestald moet worden:
1.
start de motor in de openlucht en laat deze draaien tot
hij afslaat, zodat alle in de carburator achtergebleven
brandstof is verbruikt;
2.
reinig de machine met zorg (par. 7.4);
3.
controleer de goede staat van de machine;
4.
Berg de machine op:
• in een droge omgeving;
• beschermd tegen slechte weersomstandigheden;
• buiten bereik van kinderen;
• na zich ervan verzekerd te hebben de sleutels of
werktuigen die voor het onderhoud gebruikt werden,
verwijderd te hebben.
9.
HANTERING EN TRANSPORT
Telkens wanneer de machine verplaatst, geheven, vervoerd of
overgeheld moet worden, moet men:
• De machine uitschakelen (par. 6.5) en wachten tot alle
bewegende delen stilstaan.
• Het kapje van de bougie verwijderen (Afb.22.B) of de sleutel
verwijderen (Afb.22.D), of de accu (in modellen met een
elektrische startknop).
• Stevige werkhandschoenen dragen.
• De machine vastnemen op punten waar u een stevige grip
hebt, rekening houdend met het gewicht en de spreiding van
het gewicht.
10. TABEL ONDERHOUD
MACHINE
Controle van alle bevestigingen; veiligheidscontroles / controle van de bedieningsele-
menten; Controle van de beveiligingen van de afvoer achterzijde / zij-afvoer; controle
van de opvangzak en de geleider van de zij-afvoer; controle van het maaimechanis-
me.
Algemene reiniging en controle; controle van eventuele schade aan de ma-
chine. Contacteer, indien nodig, het geautoriseerde dienstcentrum.
Vervanging maaimechanisme
MOTOR
Controle/ aanvullen brandstofpeil; Controle / bijvullen motorolie
Ingreep
NL - 7
• Een beroep doen op een toereikend aantal personen die het
gewicht van de machine kunnen heffen.
• U ervan te verzekeren dat de bewegingen van de machine
geen schade of letsels veroorzaken.
Wanneer men de machine met een wagen of aanhangwagen
vervoert, moet men:
• Opritten gebruiken met geschikte weerstand, breedte en
lengte.
• De machine laden met de motor uitgeschakeld, en ze op de
oprit duwen met behulp van een geschikt aantal personen.
• Het maaimechanisme omlaagbrengen (par 5.6).
• De machine zo plaatsen dat deze geen gevaar veroorzaakt.
• De machine stevig aan het vervoersmiddel bevestigen met
koorden of kettingen om te vermijden dat deze kantelt en zo
eventueel beschadigd kan worden of dat er brandstof zou
kunnen lekken.
Machines die verticaal kunnen worden gestald,
mogen niet in verticale positie worden getranspor-
teerd.
Frequentie
Vóór het gebruik
Aan het einde
van ieder ge-
bruik
-
Vóór het gebruik par. 6.1.1 / 7.2.1 * / 7.2.2 *
Opmerkingen
par. 6.2.2
par. 7.4
par. 7.3.1 ***